Language of document : ECLI:EU:F:2013:131

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Tweede kamer)

16 september 2013

Zaak F‑46/12

Dagmar Höpcke

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Algemeen vergelijkend onderzoek – Aankondiging van vergelijkend onderzoek EPSO/AST/111/10 – Niet-plaatsing op reservelijst – Opdracht om tekst met minimumlengte op te stellen – Niet-naleving”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Höpcke nietigverklaring vordert van het besluit van de jury van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AST/111/10 van 8 augustus 2011 om haar niet op de reservelijst te plaatsen.

Beslissing:      Het beroep wordt verworpen. Höpcke draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Jury – Afwijzing van sollicitatie – Motiveringsplicht – Omvang – Eerbiediging van geheim der werkzaamheden

(Ambtenarenstatuut, art 25, bijlage III, art. 6)

2.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Verloop en inhoud van de examens – Beoordelingsvrijheid van jury – Rechterlijke toetsing – Grenzen

(Ambtenarenstatuut, bijlage III)

3.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Verloop en inhoud van de examens –Correctiemethodes – Beoordelingsvrijheid van jury – Rechterlijke toetsing – Grenzen

(Ambtenarenstatuut, bijlage III)

1.      De verplichting om een bezwarend besluit te motiveren heeft tot doel, enerzijds, de belanghebbende de nodige gegevens te verschaffen om te beoordelen of het besluit al dan niet gegrond is en, anderzijds, het rechterlijk toezicht mogelijk te maken. Wat de besluiten van een jury van een vergelijkend onderzoek betreft, moet deze motiveringsplicht evenwel in overeenstemming worden gebracht met de inachtneming van het beginsel dat de werkzaamheden van de jury op grond van artikel 6 van bijlage III bij het Statuut geheim zijn.

Gelet op de regel dat de werkzaamheden van de jury geheim zijn, vormt de mededeling van de voor de verschillende examens behaalde cijfers een afdoende motivering van de besluiten van de jury. Gezien de ruime beoordelingsvrijheid waarover een jury van een vergelijkend onderzoek beschikt om de resultaten van de examens ervan te beoordelen, is zij bovendien niet gehouden in de motivering van het besluit houdende vaststelling dat een kandidaat niet is geslaagd voor een examen, te preciseren welke antwoorden van de kandidaten onvoldoende zijn bevonden of uit leggen waarom deze antwoorden onvoldoende zijn bevonden. Voorts mag de jury opmerkingen maken over de resultaten van een kandidaat in de algemene examens, en dit bij de specifieke examens achterwege laten.

(cf. punten 37, 38, 40 en 44)

Referentie:

Hof: 4 juli 1996, Parlement/Innamorati, C‑254/95 P, punten 21‑31

Gerecht van eerste aanleg: 14 juli 1995, Pimley-Smith/Commissie, T‑291/94, punten 63 en 64; 19 februari 2004, Konstantopoulou/Hof van Justitie, T‑19/03, punt 34

Gerecht voor ambtenarenzaken: 30 april 2008, Dragoman/Commissie, F‑16/07, punt 63 en aldaar aangehaalde rechtspraak

2.      De jury beschikt over een ruime beoordelingsvrijheid ter zake van de wijze van afneming en de precieze inhoud van de examens van een vergelijkend onderzoek. De Unierechter kan zich dus alleen mengen in de modaliteiten van de examens voor zover dit nodig is om de gelijke behandeling van de kandidaten en de objectiviteit van de tussen hen gemaakte keuze te waarborgen. De Unierechter is evenmin bevoegd om de precieze inhoud van een examen te veroordelen, tenzij deze buiten het in de aankondiging van vergelijkend onderzoek aangegeven kader valt of geen verband houdt met de doelstellingen van het examen of van het vergelijkend onderzoek.

Een door de jury gegeven opdracht om voor een van de examens van het vergelijkend onderzoek een minimumaantal regels te schrijven, die geldt voor alle kandidaten en die tot doel heeft om, enerzijds, te verzekeren dat voor alle kandidaten dezelfde examenvoorwaarden gelden en, anderzijds, de correctoren in staat te stellen uniforme criteria toe te passen op vergelijkbare teksten, strekt ertoe de gelijke behandeling van de kandidaten te waarborgen.

Aan deze conclusie wordt niet afgedaan door het argument dat de jury noch het lettertype, noch de lettergrootte nader heeft gepreciseerd, wanneer het tekstformaat dat de jury heeft vastgesteld voor de aan de kandidaten van het vergelijkend onderzoek ter beschikking gestelde computers qua lettertype en lettergrootte overeenkomt met een standaardtekst die voor alle kandidaten op dezelfde wijze is ingesteld. Indien een van hen deze instelling wijzigt, zal de jury dit gemakkelijk ontdekken. In deze omstandigheden dient ervan uit te worden gegaan dat de instelling van de computers bindend is, dat de jury geen aanwijzingen hoeft te geven aangaande de vraag welk lettertype en welke lettergrootte moeten worden gebruikt en dat het de kandidaten, op straffe van een sanctie, niet is toegestaan deze instelling te veranderen.

Aan deze conclusie wordt evenmin afgedaan door het argument dat de jury niet het aantal in aanmerking te nemen inspringende en nieuwe regels aangeeft, daar het, nu de aan de orde zijnde toetsing dient ter beoordeling van de orthografische, syntactische en grammaticale kennis, aan elke kandidaat staat om zich ervan te vergewissen dat zijn tekst lang genoeg is en ten minste het minimumaantal regels bevat. Elke kandidaat dient ervoor te zorgen dat inspringende en nieuwe regels niet – om het aantal geschreven regels kunstmatig te verhogen – op willekeurige plaatsen zijn aangebracht, maar alleen daar waar de redactie van de tekst dit vereist, en dat zij de samenhang van de tekst eerbiedigen. Wanneer de jury nagaat of de kandidaten hebben voldaan aan de opdracht om een minimumaantal regels te schrijven, moet zij de door de kandidaten aangebrachte inspringende en nieuwe regels beoordelen aan de hand van de correctiecriteria die zij voorafgaand aan de examens heeft vastgelegd. Deze criteria vallen onder het geheim van de beraadslagingen.

(cf. punten 63‑67)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: Konstantopoulou/Hof van Justitie, reeds aangehaald, punt 48

Gerecht voor ambtenarenzaken: 28 maart 2012, Marsili/Commissie, F‑19/10, punt 20

3.      In het kader van een vergelijkend onderzoek dient de Unierechter de door de jury in het kader van haar ruime beoordelingsbevoegdheid gekozen correctiemethodes slechts te beoordelen voor zover dit noodzakelijk is om de gelijke behandeling van de kandidaten en de objectiviteit van de tussen hen gemaakte selectie te waarborgen.

(cf. punt 76)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: Konstantopoulou/Hof van Justitie, reeds aangehaald, punt 60; 26 januari 2005, Roccato/Commissie, T‑267/03, punt 49