Language of document : ECLI:EU:F:2012:147

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Eerste kamer)

25 oktober 2012

Zaak F‑50/09 DEP

Livio Missir Mamachi di Lusignano

tegen

Europese Commissie

„Procedure – Begroting van kosten – Belasting over de toegevoegde waarde”

Betreft: Door Missir Mamachi di Lusignano ingediend verzoek om begroting van de invorderbare kosten in zaak F‑50/09, Missir Mamachi di Lusignano/Commissie, krachtens artikel 92, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering.

Beslissing: Het bedrag van de kosten die verzoeker bij de Commissie in het kader van zaak F‑50/09 kan invorderen, wordt vastgesteld op 44 259,25 EUR.

Samenvatting

1.      Gerechtelijke procedure – Kosten – Begroting – Invorderbare kosten – Inschakeling van verscheidene advocaten – Geen invloed – Beoordeling hoofdzakelijk aan de hand van aantal arbeidsuren die objectief noodzakelijk zijn geweest voor procedure

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 91, sub b)

2.      Gerechtelijke procedure – Kosten – Begroting – Invorderbare kosten – Begrip – Belasting over de toegevoegde waarde – Daaronder begrepen in het geval van een niet-belastingplichtige

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 91, sub b)

1.      Aangaande de beoordeling, met het oog op de raming van het bedrag van de invorderbare kosten, van de hoeveelheid werk in verband met de procedure voor het Gerecht voor ambtenarenzaken, dient de rechter vooral rekening te houden met het totale aantal arbeidsuren dat objectief gezien noodzakelijk kan worden geacht voor die procedure, ongeacht het aantal advocaten dat de betrokken diensten onderling heeft kunnen verdelen.

(cf. punten 21 en 26)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: 26 april 2010, Schönberger/Parlement, F‑7/08 DEP, punt 29

2.      Een verzoeker die niet onderworpen is aan de belasting over de toegevoegde waarde beschikt niet over de mogelijkheid om de belasting die hij heeft betaald over diensten die hem door zijn advocaten in rekening zijn gebracht, terug te krijgen. De belasting over de toegevoegde waarde die is betaald over de noodzakelijk geachte honoraria vormt voor hem dus kosten die voor de procedure zijn gemaakt in de zin van artikel 91, sub b, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken.

(cf. punt 31)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 8 juli 2004, De Nicola/EIB, T‑7/98 DEP, T‑208/98 DEP en T‑109/99 DEP, punt 37