Language of document :

Beroep ingesteld op 29 september 2008 - IMRO / Commissie

(Zaak T-415/08)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Irish Music Rights Organisation Ltd (The) - Eagras um Chearta Cheolta (IMRO) (Dublin, Ierland) (vertegenwoordigers: M. Favart, advocaat, en D. Collins, Solicitor)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

nietig verklaren artikel 3 van de beschikking van de Commissie van 16 juli 2008 betreffende een procedure op grond van artikel 81 EG en artikel 53 EER (zaak COMP/C2/38698); en

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vordert krachtens artikel 230 EG gedeeltelijke nietigverklaring van beschikking C(2008) 3435 def. van de Commissie van 16 juli 2008 betreffende een procedure op grond van artikel 81 EG en artikel 53 EER (zaak COMP/C2/38698 - CISAC). Zij komt met name op tegen de vaststelling van de Commissie in artikel 3 van de bestreden beschikking dat de territoriale afbakening van de tussen de auteursrechtenorganisaties gesloten overeenkomsten voor wederzijdse vertegenwoordiging een door artikel 81 EG en artikel 53 EER verboden onderling afgestemde feitelijke gedraging is.

Ter ondersteuning van haar vorderingen voert zij twee middelen aan.

Allereerst betoogt zij dat de Commissie een beoordelingsfout heeft gemaakt, inbreuk heeft gemaakt op artikel 81 EG en de in artikel 253 EG geformuleerde motiveringsplicht niet is nagekomen door te oordelen dat de parallelle territoriale afbakening in de door verzoekster met andere leden van CISAC gesloten overeenkomsten voor wederzijdse vertegenwoordiging voortvloeit uit onderling afgestemde feitelijke gedragingen. Volgens haar zijn de door de Commissie in de beschikking aangedragen bewijzen niet van dien aard dat zij aantonen dat de parallelle gedragingen niet het resultaat van normale mededinging zijn, maar onderling afgestemde feitelijke gedragingen vormen. Verder stelt verzoekster dat de belangen van haar leden rechtvaardigen dat de afbakeningsclausule in al haar overeenkomsten voor wederzijdse vertegenwoordiging wordt opgenomen.

Ten tweede en subsidiair stelt verzoekster dat, anders dan in de bestreden beschikking is geoordeeld, de door de CISAC-vennootschappen in hun overeenkomsten voor wederzijdse vertegenwoordiging verrichte territoriale afbakening de mededinging niet beperkt in de zin van artikel 81, lid 1, EG, omdat het geen beschermenswaardige vorm van mededinging betreft. Voorts stelt verzoekster dat, voor zover de gestelde onderling afgestemde feitelijke gedragingen ter zake van de territoriale afbakeningen toch als een beperking van de mededinging zouden worden aangemerkt, deze beperking niet onrechtmatig is en evenmin inbreuk maakt op artikel 81, lid 1, EG, omdat zij noodzakelijk is voor en in verhouding staat tot het legitieme doel van bescherming van de rechten van de leden van de organisaties en de auteurs.

____________