Language of document :

Hogere voorziening, op 15 februari 2019 door de Europese Commissie ingesteld tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 13 december 2018 in zaak T-743/16, RENV, CX/Commissie

(Zaak C-131/19 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Berscheid, T. S. Bohr, C. Ehrbar, gemachtigden)

Andere partij in de procedure: CX

Conclusies

het arrest van het Gerecht van 13 december 2018 in zaak T-743/16 RENV, CX / Commissie, vernietigen, voor zover de tuchtmaatregel van ontslag daarbij nietig is verklaard;

de zaak terugverwijzen naar het Gerecht voor uitspraak over de andere middelen van de hogere voorziening;

de beslissing over de kosten aanhouden.

Middelen en voornaamste argumenten

Eerste middel: schending van de artikelen 4 en 22 van bijlage IX bij het Statuut van de ambtenaren doordat de reikwijdte van het recht op persoonlijke verschijning onjuist is uitgelegd

De argumenten tot staving van het eerste middel bestaan uit verschillende onderdelen.

In het eerste onderdeel betoogt de Commissie dat het arrest in strijd is met de juridische criteria aan de hand waarvan wordt nagegaan of de ambtenaar niet in staat is te verschijnen, met de motiveringsplicht en met de regels inzake de bewijslast.

In het tweede onderdeel betoogt de Commissie dat het begrip „onderling overeenstemmende aanwijzingen” in het arrest onjuist is toegepast om vast te stellen dat de ambtenaar niet in staat was op de hoorzitting te verschijnen, en dat het Gerecht de relevante bewijsaanbiedingen niet volledig heeft onderzocht.

In het derde onderdeel betoogt de Commissie dat in het arrest twee bewijsaanbiedingen onjuist zijn opgevat.

Tweede middel: schending van de artikelen 4 en 22 van bijlage IX bij het Ambtenarenstatuut doordat de reikwijdte van het recht om schriftelijk of via een vertegenwoordiger te worden gehoord onjuist is uitgelegd

De argumenten tot staving van het tweede middel bestaan uit twee onderdelen.

Het eerste onderdeel betreft niet-inachtneming van de juridische criteria die worden gehanteerd om te beoordelen of het voor een ambtenaar onmogelijk is om schriftelijk of via een vertegenwoordiger opmerkingen te maken, niet-nakoming van de motiveringsplicht, de schending van de regels inzake de bewijslast met betrekking tot het onvermogen van de ambtenaar om zich tijdens de hoorzittingen te verdedigen en onjuiste toepassing van het begrip „overeenstemmende aanwijzingen”.

Het tweede onderdeel betreft het feit dat een tegenstrijdige motivering is aangedragen voor het oordeel dat de ambtenaar niet in staat was om zich te verdedigen.

Derde middel: niet-nakoming van de motiveringsplicht wat betreft de gevolgen van de schending van het recht om te worden gehoord

Het Gerecht heeft niet gemotiveerd waarom de procedurele onregelmatigheid die voortvloeit uit het feit dat iemand niet is gehoord, de nietigverklaring van het litigieuze besluit met zich meebrengt.

____________