Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Hannover (Duitsland) op 20 maart 2019 – EZ / Bundesrepublik Deutschland

(Zaak C-328/19)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgericht Hannover

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: EZ

Verwerende partij: Bundesrepublik Deutschland

Prejudiciële vragen

Dient artikel 9, lid 2, onder e), van richtlijn 2011/95/EU1 aldus te worden uitgelegd dat een „weigering militaire dienst te vervullen tijdens een conflict” niet vereist dat de betrokkene de militaire dienst in het kader van een geformaliseerde procedure heeft geweigerd, indien het recht van het land van herkomst niet voorziet in een recht om militaire dienst te weigeren?

Indien de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord:

Ziet de uit hoofde van artikel 9, lid 2, onder e), van richtlijn 2011/95/EU verleende bescherming wegens „de weigering militaire dienst te vervullen tijdens een conflict” ook op personen die zich na afloop van de periode van uitstel van de militaire dienst niet ter beschikking stellen van de militaire administratie van het land van herkomst en zich aan de verplichte rekrutering onttrekken door te vluchten?

Indien de tweede vraag bevestigend moet worden beantwoord:

Dient artikel 9, lid 2, onder e), van richtlijn 2011/95/EU aldus te worden uitgelegd dat voor een dienstplichtige die niet weet hoe en waar hij als militair zal worden ingezet, de militaire dienst direct of indirect „strafbare feiten of handelingen inhoudt die onder het toepassingsgebied van de uitsluitingsgronden van artikel 12, lid 2, vallen” louter op grond van het feit dat de strijdkrachten van zijn land van herkomst keer op keer en stelselmatig met inzet van dienstplichtigen dergelijke strafbare feiten of handelingen begaan?

Dient artikel 9, lid 3, van richtlijn 2011/95/EU aldus te worden uitgelegd dat ook in het geval van vervolging in de zin van artikel 9, lid 2, onder e), van richtlijn 2011/95/EU overeenkomstig artikel 2, onder d), van richtlijn 2011/95/EU een samenhang moet bestaan tussen de in artikel 10 van richtlijn 2011/95/EU genoemde gronden van vervolging en de in artikel 9, leden 1 en 2, van richtlijn 2011/95/EU genoemde daden van vervolging dan wel het ontbreken van bescherming tegen dergelijke daden?

Indien de vierde vraag bevestigend moet worden beantwoord: is er reeds dan sprake van een samenhang tussen de vervolging in de vorm van vervolging of bestraffing wegens de weigering militaire dienst te vervullen en de grond van vervolging in de zin van artikel 9, lid 3, juncto artikel 2, onder d), van richtlijn 2011/95/EU wanneer de vervolging of bestraffing voortvloeit uit de weigering?

____________

1 Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (PB 2011, L 337, blz. 9).