Language of document : ECLI:EU:C:2019:1130

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer)

19 december 2019 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Consumentenbescherming – Richtlijn 2008/48/EG – Consumentenkredietovereenkomsten – Artikel 10, lid 2 – In de kredietovereenkomsten te vermelden informatie – Jaarlijks kostenpercentage – Geen vermelding van een specifiek percentage voor dit kostenpercentage – Kostenpercentage dat is uitgedrukt als een bereik tussen 21,5 % en 22,4 %”

In zaak C‑290/19,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Krajský súd v Trnave (rechter in tweede aanleg Trnava, Slowakije) bij beslissing van 12 maart 2019, ingekomen bij het Hof op 9 april 2019, in de procedure

RN

tegen

Home Credit Slovakia a.s.,

wijst

HET HOF (Zesde kamer),

samengesteld als volgt: M. Safjan, kamerpresident, L. Bay Larsen en N. Jääskinen (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: M. Campos Sánchez-Bordona,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

–        de Slowaakse regering, vertegenwoordigd door B. Ricziová als gemachtigde,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door G. Goddin en A. Tokár als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PB 2008, L 133, blz. 66), zoals gewijzigd bij richtlijn 2011/90/EU van de Commissie van 14 november 2011 (PB 2011, L 296, blz. 35) (hierna: „richtlijn 2008/48”).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen een consument, RN, en Home Credit Slovakia a.s. (hierna: „Home Credit”), met betrekking tot een consumentenkredietovereenkomst die door de consument werd gesloten met deze kredietonderneming, in het kader waarvan het jaarlijks kostenpercentage (hierna: „JKP”) niet is vastgesteld door vermelding van één enkel percentage.

 Toepasselijke bepalingen

 Unierecht

3        De overwegingen 9, 19 en 31 van richtlijn 2008/48 luiden als volgt:

„(9)      Volledige harmonisatie is nodig om te waarborgen dat alle consumenten in de Gemeenschap een hoog en gelijkwaardig niveau van bescherming van hun belangen genieten en om een echte interne markt te creëren. [...]

[...]

(19)      Opdat consumenten met kennis van zaken kunnen beslissen, moeten zij vóór het sluiten van de kredietovereenkomst de nodige informatie krijgen over de kredietvoorwaarden, de kredietkosten en zijn verplichtingen, die zij mogen meenemen en nader bestuderen. Om voor een zo groot mogelijke transparantie te zorgen en aanbiedingen vergelijkbaar te maken, dient deze informatie met name ook het in de gehele Europese Unie op uniforme wijze vastgestelde jaarlijkse kostenpercentage van het krediet te omvatten. Aangezien het jaarlijkse kostenpercentage vooralsnog slechts aan de hand van een voorbeeld kan worden gegeven, moet dit voorbeeld representatief zijn. Daarom moet het bijvoorbeeld overeenkomen met de gemiddelde looptijd en het totale kredietbedrag voor het soort kredietovereenkomst in kwestie en, indien van toepassing, met de gekochte goederen. Bij de keuze van het representatieve voorbeeld moet ook rekening worden gehouden met de frequentie van bepaalde soorten kredietovereenkomsten in een specifieke markt. Wat betreft de debetrentevoet, het aflossingstempo en de kapitalisatie van de rente, dienen de kredietgevers hun conventionele berekeningsmethode voor het betrokken consumentenkrediet te gebruiken.

[...]

(31)      De kredietovereenkomst moet in duidelijke en beknopte vorm alle noodzakelijke informatie bevatten over de rechten en plichten die voor de consument daaruit voortvloeien, zodat hij daar kennis van kan nemen.”

4        Artikel 1 van die richtlijn bepaalt dat zij tot doel heeft bepaalde aspecten van de regelgeving van de lidstaten inzake consumentenkredietovereenkomsten te harmoniseren.

5        Artikel 3, onder i), van die richtlijn bepaalt:

„In deze richtlijn wordt verstaan onder:

[...]

i)      ‚[JKP]’: de totale kosten van het krediet voor de consument, uitgedrukt in een percentage op jaarbasis van het totale kredietbedrag, indien toepasselijk te vermeerderen met de kosten bedoeld in artikel 19, lid 2”.

6        Artikel 4 van richtlijn 2008/48 ziet op de in reclame inzake kredietovereenkomsten op te nemen standaardinformatie. Het bepaalt dat alle reclame voor dergelijke overeenkomsten waarin een rentevoet of cijfers betreffende de kosten van het krediet voor de consument worden vermeld, standaardinformatie moet bevatten die op een duidelijke, beknopte en opvallende wijze aan de hand van een representatief voorbeeld wordt vermeld. Tot deze informatie behoort onder meer het JKP.

7        Artikel 10 van deze richtlijn, met als opschrift „In de kredietovereenkomst te vermelden informatie”, bepaalt in lid 2, onder g):

„In de kredietovereenkomst worden op duidelijke en beknopte wijze vermeld:

[...]

g)       het [JKP] en het totale door de consument te betalen bedrag, berekend bij het sluiten van de kredietovereenkomst; alle bij de berekening van dit percentage gebruikte hypothesen worden vermeld”.

8        Artikel 19 van die richtlijn, met als opschrift „Berekening van het [JKP]”, luidt als volgt:

„1.      Het [JKP], gelijk aan de contante waarde, op jaarbasis, van alle tussen de kredietgever en de consument overeengekomen of overeen te komen verbintenissen (kredietopnemingen, aflossingen en kosten), wordt berekend volgens de wiskundige formule in deel I van bijlage I.

2.      Om het [JKP] te berekenen, bepaalt men de totale kosten van het krediet voor de consument, met uitzondering van kosten die hij moet betalen wegens niet-naleving van een in de kredietovereenkomst opgenomen verplichting en de andere kosten dan de aankoopprijs die hij bij het afnemen van goederen of diensten in elk geval moet betalen, ook indien contant wordt betaald.

De kosten voor het beheer van een rekening waarop zowel betalingen als kredietopnemingen worden geboekt, de kosten voor het gebruik van een betaalmiddel waarmee zowel betalingen als kredietopnemingen kunnen worden verricht, en de overige kosten voor betalingsverrichtingen worden in de totale kosten van het krediet voor de consument meegerekend, tenzij de opening van de rekening facultatief is en de kosten voor de rekening duidelijk en afzonderlijk in de kredietovereenkomst of een andere met de consument gesloten overeenkomst zijn vastgesteld.

3.      Bij de berekening van het [JKP] wordt uitgegaan van de hypothese dat de kredietovereenkomst voor de overeengekomen tijdsduur geldt en dat de kredietgever en de consument hun verplichtingen nakomen binnen de termijnen en op de data die in de kredietovereenkomst zijn bepaald.

4.      Bij kredietovereenkomsten waarin clausules zijn opgenomen op grond waarvan een wijziging kan plaatsvinden in de debetrentevoet en, in voorkomend geval, de kosten die deel uitmaken van het [JKP], welke wijziging bij de berekening daarvan evenwel niet kan worden gekwantificeerd, wordt bij de berekening van het [JKP] uitgegaan van de hypothese dat de rentevoet en de overige kosten vast blijven ten opzichte van het oorspronkelijke niveau en tot de afloop van de kredietovereenkomst van toepassing blijven.

5.      Zo nodig kan voor de berekening van het [JKP] worden uitgegaan van de in bijlage I genoemde aanvullende hypothesen.

Indien de in dit artikel en in deel II van bijlage I genoemde hypothesen niet voldoende zijn om het [JKP] op uniforme wijze te berekenen of niet meer aangepast zijn aan de commerciële marktsituatie, kan de Commissie de aanvullende hypothesen vaststellen die nodig zijn om het [JKP] te berekenen of de bestaande wijzigen. [...]”

9        Bijlage I bij richtlijn 2008/48 stelt in deel I de basisvergelijking vast die het JKP bepaalt. Er wordt vermeld dat de uitkomst van de berekening ten minste tot op de eerste decimaal wordt weergegeven. Als de volgende decimaal groter is dan of gelijk is aan 5, wordt de eerste decimaal met 1 vermeerderd.

10      Deel II van deze bijlage I geeft de aanvullende hypothesen voor de berekening van het JKP, die als volgt zijn verwoord:

„a)      Indien de consument op grond van de kredietovereenkomst vrij kan kiezen hoeveel krediet hij opneemt, wordt verondersteld dat het totale kredietbedrag onmiddellijk volledig wordt opgenomen.

b)      Indien een kredietovereenkomst de consument in het algemeen de vrijheid biedt om te kiezen hoeveel krediet hij opneemt, maar bij de verschillende wijzen van kredietopneming een beperking oplegt met betrekking tot het bedrag en de termijn, wordt verondersteld dat het kredietbedrag op de vroegste datum waarin de overeenkomst voorziet overeenkomstig deze kredietopnemingsbeperkingen wordt opgenomen.

c)      Indien een kredietovereenkomst mogelijkheden van kredietopneming met verschillende kosten of debetrentevoeten biedt, wordt verondersteld dat het totale kredietbedrag tegen de hoogste kosten en debetrentevoet wordt opgenomen, toegepast op het meest gebruikelijke mechanisme voor kredietopneming waarvan in het kader van dat soort kredietovereenkomst wordt gebruikgemaakt.

[...]

f)      In geval van andere kredietovereenkomsten dan geoorloofde debetstanden en kredieten voor onbepaalde tijd zoals bedoeld in de hypothesen in de punten d) en e):

[...]

ii)      indien de datum waarop de kredietovereenkomst is gesloten, niet bekend is, wordt de datum van de eerste kredietopneming geacht de datum te zijn met de kortste tijdspanne tussen deze datum en de datum waarop de consument de eerste betaling moet verrichten.

[...]”

 Slowaaks recht

11      De Zákon č. 129/2010 Z. z. o spotrebiteľských úveroch a o iných úveroch a pôžičkách pre spotrebiteľov a o zmene a doplnení niektorých zákonov (wet nr. 129/2010 op het consumentenkrediet en andere kredieten en leningen aan consumenten en houdende wijziging van enkele wetten), in de versie die van toepassing is op het hoofdgeding, heeft tot doel om richtlijn 2008/48 om te zetten in Slowaaks recht.

12      § 9, lid 2, onder j), van die wet bepaalt:

„De kredietovereenkomst moet [...] de volgende elementen bevatten:

[...]

j)      het [JKP] en het totale door de consument te betalen bedrag, berekend op basis van ten tijde van de sluiting van de consumentenkredietovereenkomst geldige gegevens; alle voor de berekening van het [JKP] gebruikte hypothesen worden vermeld;”

13      § 11, lid 1, van voormelde wet bepaalt het volgende:

„Het consumentenkrediet wordt geacht zonder rente en kosten te zijn verleend, indien:

[...]

b)      de consumentenkredietovereenkomst niet de in § 9, lid 2, onder a) tot en met k), r) en y), bedoelde elementen bevat.

[...]

d)      de consumentenkredietovereenkomst ten nadele van de consument niet het juiste [JKP] vermeldt.”

 Hoofdgeding en prejudiciële vraag

14      Op 4 maart 2013 hebben RN en Home Credit een consumentenkredietovereenkomst ten bedrage van 3 359,14 EUR gesloten. De overeenkomst vermeldde het bedrag van de maandelijkse aflossingen (89,02 EUR), de rentevoet (19,62 %) en het JKP (tussen 21,5 % en 22,4 %). In de overeenkomst werd eveneens gepreciseerd dat het JKP afhing van de datum waarop de gelden ter beschikking van RN werden gesteld, en dat het na die datum zou worden meegedeeld.

15      Bovendien waren in de overeenkomst de vervaldata van de termijnen van de lening bepaald, was bepaald dat de eerste betaling moest plaatsvinden binnen een maand na de terbeschikkingstelling van de gelden, dat elke verdere termijn was verschuldigd op de 15e dag van elke kalendermaand, en dat de lening in 60 maandelijkse termijnen moest worden terugbetaald.

16      Op 2 juli 2017 heeft Home Credit aan RN meegedeeld dat deze laatste de volledige lening, namelijk 5 291,24 EUR, had terugbetaald.

17      RN heeft echter tegen Home Credit een vordering tot teruggave van het onverschuldigd betaalde ingesteld, op grond dat het krediet moest worden geacht zonder rente noch kosten te zijn verleend, aangezien het JKP niet in de vorm van één enkel percentage in de overeenkomst was vastgelegd, maar in de vorm van een bereik tussen een minimum- en een maximumpercentage. Aangezien RN van mening was slechts het bedrag van de kapitaallening, te weten 3 359,14 EUR, te moeten betalen, vorderde hij op grond van ongerechtvaardigde verrijking de terugbetaling van 1 932,10 EUR.

18      De rechter in eerste aanleg heeft die vordering niet toegewezen. Hij heeft met name geoordeeld dat de door Home Credit aan RN verstrekte lening een consumentenkrediet was, waarvan de overeenkomst alle in § 9, lid 2, van wet nr. 129/2010 vereiste vermeldingen bevatte. Hij heeft eveneens geoordeeld dat de overeenkomst niet uitdrukkelijk het JKP moest vermelden in de vorm van één enkel percentage, en dat het onevenredig zou zijn om de kredietgever te straffen door te verklaren dat de lening zonder rente noch kosten wordt geacht te zijn verleend om de enkele reden dat het JKP is uitgedrukt als een percentage dat binnen een bereik tussen twee waarden (van-tot) ligt.

19      Nadat RN bij de verwijzende rechter hoger beroep heeft ingesteld, vraagt deze zich af of de vaststelling van het JKP door middel van een dergelijk bereik in strijd is met richtlijn 2008/48.

20      Deze rechter legt uit dat Home Credit heeft aangevoerd dat de kredietovereenkomst via de telefoon werd gesloten en dat de verzoekende partij over 35 dagen beschikte om het aanbod tot het sluiten van een kredietovereenkomst te aanvaarden of te weigeren. Om die reden was Home Credit niet in staat om een precieze indicatie te geven van de datum van de terbeschikkingstelling van de gelden, waar het JKP van afhing.

21      De verwijzende rechter is echter van oordeel dat dit argument weinig overtuigend is in het licht van de in bijlage I, deel II, bij richtlijn 2008/48 vermelde hypothesen, met name die welke zijn vermeld in de punten a), c) en f) van dit deel. Het gebrek aan kennis van de datum van terbeschikkingstelling van de gelden brengt niet met zich mee dat de kredietgever het JKP niet moet vermelden in de vorm van een specifiek percentage, uitgedrukt in één enkele waarde.

22      Daarop heeft de Krajský súd v Trnave (rechter in tweede aanleg Trnava, Slowakije) de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

„Moet artikel 10, [lid 2], onder g), van richtlijn [2008/48] aldus worden uitgelegd dat een consumentenkredietovereenkomst aan het in dat artikel neergelegde vereiste voldoet indien het [JKP] niet is aangeduid met een specifiek percentage maar met een bereik tussen twee waarden (van-tot)?”

 Beantwoording van de prejudiciële vraag

23      Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 10, lid 2, onder g), van richtlijn 2008/48 aldus moet worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat in een consumentenkredietovereenkomst het JKP niet wordt uitgedrukt in één enkel percentage, maar in de vorm van een bereik tussen een minimum- en een maximumpercentage.

24      Er zij opgemerkt dat de vermelding van het JKP in de vorm van een bereik tussen twee waarden niet in overeenstemming is met de bewoordingen van verschillende bepalingen van richtlijn 2008/48, met name de artikelen 3 en 19, en evenmin met de opzet van deze richtlijn. Uit die bepalingen volgt immers dat het JKP moet worden uitgedrukt in een percentage, door vermelding van een precies cijfer.

25      Zo verplicht artikel 3, onder i), van richtlijn 2008/48, dat het JKP omschrijft als „de totale kosten van het krediet voor de consument, uitgedrukt in een percentage op jaarbasis van het totale kredietbedrag”, tot het vaststellen van een specifiek percentage.

26      Voorts blijkt uit artikel 19, lid 1, van richtlijn 2008/48, gelezen in samenhang met bijlage I, deel I, erbij, dat het JKP wordt berekend volgens de wiskundige formule in de genoemde bijlage en tot op de eerste decimaal alle tussen de kredietgever en de consument overeengekomen of overeen te komen verbintenissen moet weergeven. Bovendien geeft artikel 19, lid 5, tweede alinea, aan dat het JKP op uniforme wijze moet worden berekend. Zoals de Slowaakse regering in haar schriftelijke opmerkingen terecht heeft opgemerkt, moet de naleving van deze vereisten wel leiden tot een specifiek resultaat, uitgedrukt tot op één decimaal nauwkeurig.

27      Deze uitlegging vindt bovendien steun in het doel dat door richtlijn 2008/48 wordt nagestreefd en door de functie die het JKP vervult in het door de richtlijn opgezette systeem.

28      Dienaangaande dient eraan te worden herinnerd dat richtlijn 2008/48 werd vastgesteld met een tweeledige doel: waarborgen dat alle consumenten van de Europese Unie een hoog en gelijkwaardig niveau van bescherming van hun belangen genieten en de totstandkoming van een goed functionerende interne markt voor consumentenkrediet vergemakkelijken (arrest van 5 september 2019, Pohotovosť, C‑331/18, EU:C:2019:665, punt 41 en aldaar aangehaalde rechtspraak). Blijkens overweging 19 van deze richtlijn beoogt deze richtlijn met name te waarborgen dat de consument vóór het sluiten van de kredietovereenkomst de nodige informatie krijgt, met name over het JKP in de gehele Unie, zodat hij deze percentages kan vergelijken.

29      Het Hof heeft reeds benadrukt dat het JKP, als de totale kosten van het krediet in de vorm van een percentage dat volgens één wiskundige formule is berekend, voor een consument uiterst belangrijk is. Dit percentage stelt de consument namelijk in staat om de omvang van de verbintenis die de sluiting van de kredietovereenkomst meebrengt vanuit economisch oogpunt te beoordelen (zie in die zin arresten van 21 april 2016, Radlinger en Radlingerová, C‑377/14, EU:C:2016:283, punt 90 en aldaar aangehaalde rechtspraak; 9 november 2016, Home Credit Slovakia, C‑42/15, EU:C:2016:842, punt 66 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en 20 september 2018, EOS KSI Slovensko, C‑448/17, EU:C:2018:745, punt 64).

30      In dat opzicht draagt de in artikel 10, lid 2, van richtlijn 2008/48 neergelegde informatieplicht, op grond waarvan de kredietovereenkomst op duidelijke en beknopte wijze het JKP vermeldt, bij tot de verwezenlijking van de door deze richtlijn nagestreefde doelstellingen (zie in die zin arrest van 5 september 2019, Pohotovosť, C‑331/18, EU:C:2019:665, punt 42 en aldaar aangehaalde rechtspraak), en in het bijzonder tot de doelstelling van een hoog niveau van bescherming van de belangen van consumenten.

31      Vastgesteld moet worden dat, indien in een kredietovereenkomst zou mogen worden bepaald dat het JKP niet in één enkel percentage wordt uitgedrukt, maar door de vermelding van een bereik tussen een minimum- en een maximumpercentage, niet zou zijn voldaan aan het in artikel 10, lid 2, van richtlijn 2008/48 vastgestelde criterium van duidelijkheid en beknoptheid. Dit criterium is echter van essentieel belang om, zoals vermeld in overweging 31 van die richtlijn, de consument in staat te stellen kennis te nemen van zijn uit de kredietovereenkomst voortvloeiende rechten en plichten. Het gebruik van een dergelijk bereik kan de beoordeling van de totale kosten van het krediet immers niet alleen moeilijker maken, maar ook de consument misleiden omtrent de werkelijke omvang van zijn verbintenis.

32      Hieraan dient te worden toegevoegd dat de door de verwijzende rechter aangehaalde omstandigheid dat bepaalde informatie, met name de datum van de kredietopneming of de datum van de sluiting van de overeenkomst, bij de kredietgever niet bekend zou zijn wanneer hij aan de consument een aanbod tot het sluiten van een kredietovereenkomst doet, in dit verband niet relevant is.

33      Richtlijn 2008/48 voorziet in bijlage I, deel II, immers in aanvullende hypothesen die bedoeld zijn om de berekening van het JKP te vergemakkelijken wanneer bepaalde elementen niet bekend zijn of wanneer het om andere redenen niet mogelijk is deze te bepalen.

34      Zo beschikt de kredietgever, wanneer de datum van de kredietopneming niet bekend is, voor de nauwkeurige berekening van het JKP over de aanvullende hypothesen die met name in bijlage I, deel II, onder a) tot en met c), bij richtlijn 2008/48 zijn opgenomen. Evenzo bepaalt bijlage I, deel II, onder f), ii), bij deze richtlijn, dat wanneer de datum van sluiting van de overeenkomst niet bekend is, de datum van de eerste opneming wordt geacht de datum te zijn met de kortste tijdsspanne tussen deze datum en de datum waarop de consument de eerste betaling moet verrichten.

35      Bijgevolg kan, met name wegens de genoemde hypothesen, die ertoe strekken de berekening van het JKP op uniforme wijze te vergemakkelijken, niet worden gesteld dat de vaststelling van het JKP uitgedrukt in één enkel percentage niet mogelijk is of uiterst moeilijk zou zijn wanneer die elementen niet bekend zijn.

36      Gelet op het voorgaande dient op de gestelde vraag te worden geantwoord dat artikel 10, lid 2, onder g), van richtlijn 2008/48 aldus moet worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat in een consumentenkredietovereenkomst het JKP niet wordt uitgedrukt in één enkel percentage, maar in de vorm van een bereik tussen een minimum- en een maximumpercentage.

 Kosten

37      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Zesde kamer) verklaart voor recht:

Artikel 10, lid 2, onder g), van richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad, zoals gewijzigd bij richtlijn 2011/90/EU van de Commissie van 14 november 2011, moet aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat in een consumentenkredietovereenkomst het jaarlijks kostenpercentage niet wordt uitgedrukt in één enkel percentage, maar in de vorm van een bereik tussen een minimum- en een maximumpercentage.

ondertekeningen


*      Procestaal: Slowaaks.