Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State (België) op 19 februari 2019 – B. M. M., B. S. / Belgische Staat

(Zaak C-133/19)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Raad van State

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: B. M. M., B. S.

Verwerende partij: Belgische Staat

Prejudiciële vragen

Dient artikel 4 van richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging1 , teneinde de doeltreffendheid van het Unierecht te waarborgen en de uitoefening van het recht op gezinshereniging, welk recht volgens verzoekster door die bepaling aan haar wordt toegekend, niet onmogelijk te maken, aldus te worden uitgelegd dat het kind van een gezinshereniger aanspraak kan maken op het recht op gezinshereniging wanneer het tijdens de gerechtelijke procedure tegen het besluit waarbij dat kind dit recht wordt geweigerd, welk besluit is genomen toen het kind nog minderjarig was, meerderjarig wordt?

Dienen artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 18 van richtlijn 2003/86/EG aldus te worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzetten dat een beroep tot nietigverklaring dat is ingesteld tegen de weigering om een minderjarig kind een recht op gezinshereniging toe te kennen, niet-ontvankelijk wordt verklaard omdat dit kind tijdens de gerechtelijke procedure meerderjarig is geworden, aangezien dit het kind de mogelijkheid zou ontnemen een uitspraak te verkrijgen op zijn beroep tegen dat besluit en zijn recht op een doeltreffende voorziening in rechte zou aantasten?

____________

1 PB L 251, blz. 12.