Language of document :

Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 14 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Superior de Justicia de Madrid - Spanje) – Ana de Diego Porras/Ministerio de Defensa

(Zaak C-596/14)1

(Prejudiciële verwijzing – Sociale politiek – Richtlijn 1999/70/EG – Raamovereenkomst EVV, Unice en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd – Clausule 4 – Discriminatieverbod – Begrip „arbeidsvoorwaarden” – Vergoeding bij opzegging van een arbeidsovereenkomst – Vergoeding die volgens de nationale regeling niet geldt voor tijdelijke arbeidsovereenkomsten – Verschil in behandeling ten opzichte van werknemers in vaste dienst)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Tribunal Superior de Justicia de Madrid

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Ana de Diego Porras

Verwerende partij: Ministerio de Defensa

Dictum

Clausule 4, lid 1, van de op 18 maart 1999 gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de Unice en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, moet aldus worden uitgelegd dat het begrip „arbeidsvoorwaarden” de vergoeding omvat die een werkgever aan een werknemer moet betalen vanwege de beëindiging van diens arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.

Clausule 4 van de raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70, moet aldus worden uitgelegd dat deze clausule zich verzet tegen een nationale regeling als in het hoofdgeding waarbij een werknemer met een ad-interimovereenkomst bij beëindiging van de overeenkomst geen vergoeding krijgt, maar wel een vergoeding kan worden toegekend aan met name vergelijkbare werknemers in vaste dienst. Het enkele feit dat die werknemer ad interim heeft gewerkt, kan geen objectieve reden opleveren die kan rechtvaardigen dat de werknemer die vergoeding niet krijgt.

____________

1 PB C 96 van 23.3.2015.