Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākā tiesa (Senāts) (Letland) op 20 maart 2019 – A / Veselības ministrija

(Zaak C-243/19)

Procestaal: Lets

Verwijzende rechter

Augstākā tiesa (Senāts)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: A

Verwerende partij: Veselības ministrija

Prejudiciële vragen

Moet artikel 20, lid 2, van verordening (EG) nr. 883/20041 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, in samenhang met artikel 21, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aldus worden uitgelegd dat een lidstaat de in artikel 20, lid 1, van deze verordening bedoelde toestemming kan weigeren, indien in de woonstaat van de betrokkene een ziekenhuisbehandeling beschikbaar is waarvan de medische doeltreffendheid niet in twijfel wordt getrokken, maar waarvan de gebruikte behandelingsmethode niet strookt met de godsdienstige overtuigingen van die persoon?

Moeten artikel 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 8, lid 5, van richtlijn 2011/24/EU2 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg, in samenhang met artikel 21, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aldus worden uitgelegd dat een lidstaat de in artikel 8, lid 1, van deze richtlijn bedoelde toestemming kan weigeren indien in de staat van aansluiting van de betrokkene een ziekenhuisbehandeling beschikbaar is waarvan de medische doeltreffendheid niet in twijfel wordt getrokken, maar waarvan de gebruikte behandelingsmethode niet strookt met de godsdienstige overtuigingen van die persoon?

____________

1 PB 2004, L 166, blz. 1.

2 PB 2011, L 88, blz. 45.