Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het First-tier Tribunal (Immigration and Asylum Chamber) (Verenigd Koninkrijk) op 29 juli 2020 – NB, AB / Secretary of State for the Home Department; Interveniënt: United Nations High Commissioner for Refugees

(Zaak C-349/20)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

First-tier Tribunal (Immigration and Asylum Chamber)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: NB, AB

Verwerende partij: Secretary of State for the Home Department

Interveniënt: United Nations High Commissioner for Refugees

Prejudiciële vragen

Bij de beoordeling of de bescherming of bijstand van het UNRWA voor een bij het UNRWA1 geregistreerde staatloze Palestijn is opgehouden in de zin van de tweede volzin van artikel 12, lid 1, onder a), van de erkenningsrichtlijn2 met betrekking tot de bijstand voor personen met een handicap:

Omvat de beoordeling een louter historisch onderzoek van de omstandigheden die een aanvrager op het tijdstip van vertrek ertoe zouden hebben gedwongen het werkgebied van het UNRWA te verlaten of omvat die beoordeling tevens een ex nunc en toekomstgerichte beoordeling van de vraag of de aanvrager thans dergelijke bescherming of bijstand kan inroepen?

Indien het antwoord op de eerste vraag aldus luidt dat de beoordeling tevens een toekomstgerichte beoordeling omvat, is het dan legitiem dat de beëindigingsclausule in artikel 11 naar analogie wordt ingeroepen, zodat indien de aanvrager een geldige reden uit het verleden kan aantonen waarom hij of zij het werkgebied van het UNRWA heeft verlaten, de bewijslast bij de lidstaat ligt om aan te tonen dat van een dergelijke reden niet langer sprake is?

Is er slechts sprake van gerechtvaardigde objectieve redenen voor het vertrek van een dergelijke persoon in verband met de verlening van bescherming of bijstand door het UNRWA, indien wordt aangetoond dat het UNRWA of het land waar deze organisatie actief is opzettelijk schade heeft toegebracht of bijstand heeft onthouden (door handelen of nalaten)?

Is het relevant om rekening te houden met de bijstand die aan dergelijke personen wordt verleend door maatschappelijke organisaties, zoals ngo’s?

____________

1 Organisatie van de Verenigde Naties voor hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen in het Nabije Oosten.

2 Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (erkenningsrichtlijn) (PB 2004, L 304, blz. 12).