Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Saarbrücken (Duitsland) op 29 januari 2019 – JC/Kreissparkasse Saarlouis

(Zaak C-66/19)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landgericht Saarbrücken

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: JC

Verwerende partij: Kreissparkasse Saarlouis

Prejudiciële vragen

a)    Moet artikel 10, lid 2, onder p), van richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad1 aldus worden uitgelegd dat tot de vereiste informatie met betrekking tot de „termijn” of de „andere uitoefeningsvoorwaarden [van het herroepingsrecht]” eveneens de voorwaarden worden gerekend voor het ingaan van de termijn waarbinnen een overeenkomst kan worden herroepen?

b)    Indien de prejudiciële vraag onder a) bevestigend wordt beantwoord:

Staat artikel 10, lid 2, onder p), van richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad in de weg aan een uitlegging volgens welke informatie met betrekking tot de herroeping „duidelijk” en „beknopt” is, wanneer deze met betrekking tot het ingaan van de termijn waarbinnen een overeenkomst kan worden herroepen, de voor het ingaan van de termijn te verstrekken verplichte informatie niet zelf volledig vermeld, maar dienaangaande verwijst naar een bepaling van nationaal recht – in casu § 492, lid 2, BGB (Bürgerliches Gesetzbuch [burgerlijk wetboek]) in de tot 12 juni 2014 geldende versie –, die harerzijds doorverwijst naar andere bepalingen van nationaal recht – in casu artikel 247, leden 3 tot en met 13, EGBGB (Einführungsgesetz zum Bürgerlichen Gesetzbuche [wet tot invoering van het burgerlijk wetboek]) in de tot 12 juni 2014 geldende versie –, en de consument derhalve verplicht is een groot aantal wettelijke bepalingen in verschillende wetboeken te lezen, om duidelijkheid te verkrijgen aangaande de verplichte informatie die moet zijn verstrekt, opdat de termijn ingaat waarbinnen zijn leningsovereenkomst kan worden herroepen?

c)    Indien de prejudiciële vraag onder b) ontkennend wordt beantwoord (en er tegen een verwijzing naar bepalingen van nationaal recht geen principiële bezwaren bestaan):

    Staat artikel 10, lid 2, onder p), van richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad in de weg aan een uitlegging volgens welke informatie met betrekking tot de herroeping „duidelijk” en „beknopt” is, wanneer de verwijzing naar een bepaling van nationaal recht – in casu § 492, lid 2, BGB in de van 30 juli 2010 tot en met 12 juni 2014 geldende versie – en de doorverwijzing daarin – in casu naar artikel 247, leden 3 tot en met 13, EGBGB in de van 4 augustus 2011 tot en met 12 juni 2014 geldende versie – er onontkoombaar toe leidt dat de consument, naast louter het lezen van wettelijke bepalingen, een juridische subsumptie moet verrichten – bijvoorbeeld of hem de lening is verstrekt tegen de gebruikelijke voorwaarden voor overeenkomsten die worden gewaarborgd door een onroerend goed en de tussentijdse financiering ervan, en of er sprake is van gelieerde overeenkomsten –, om duidelijkheid te verkrijgen welke verplichte informatie moet zijn verstrekt opdat de termijn ingaat waarbinnen zijn leningsovereenkomst kan worden herroepen?

____________

1 PB 2008, L 133, blz. 66.