Language of document : ECLI:EU:F:2008:134

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Eerste kamer)

4 november 2008

Zaak F‑18/07

Luigi Marcuccio

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Ambtenaren – Verzoek – Uitdrukkelijke afwijzing waarvan na stilzwijgende afwijzing kennis is gegeven – Louter bevestigende handeling – Te laat ingediende klacht – Kennelijke niet-ontvankelijkheid”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA en met name strekkende tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 25 oktober 2005 houdende weigering om te erkennen dat verzoeker een ernstige ziekte had in de zin van artikel 72 van het Ambtenarenstatuut en van de Regeling inzake de ziektekostenverzekering van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen.

Beslissing: Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Commissie zal naast haar eigen kosten een derde van verzoekers kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Beroep – Bezwarend besluit – Begrip – Uitdrukkelijke afwijzing van verzoek waarvan kennis wordt gegeven na een definitief geworden stilzwijgend besluit tot afwijzing – Bevestigende handeling

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

2.      Procedure – Kosten – Vergoeding – Bijzondere redenen

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg, art. 87, lid 3, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 122)

1.      Een uitdrukkelijk besluit tot afwijzing van een verzoek waarvan de betrokkene kennis wordt gegeven na een definitief geworden stilzwijgend besluit tot afwijzing, vormt slechts een louter bevestigende handeling van laatstgenoemd besluit en kan dus niet worden aangemerkt als een bezwarend besluit waartegen krachtens artikel 91, lid 1, van het Statuut een beroep tot nietigverklaring kan worden ingesteld.

(cf. punt 27)

2.      Op grond van artikel 87, lid 3, eerste alinea, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg, dat van overeenkomstige toepassing is op zaken die vóór de inwerkingtreding, op 1 november 2007, van zijn eigen Reglement voor de procesvoering bij het Gerecht voor ambtenarenzaken aanhangig waren, kan het Gerecht voor ambtenarenzaken de kosten wegens bijzondere redenen verdelen.

Het feit dat de administratie de betrokkene in het kader van een beroep dat wordt verworpen op grond dat de voorafgaande klacht te laat is ingediend, niet heeft meegedeeld dat het besluit waartegen de klacht was ingediend slechts een louter bevestigende handeling was die niet vatbaar was voor een beroep tot nietigverklaring, en dat zij voorts de eventuele te late indiening van de klacht niet ter sprake heeft gebracht, waardoor zij de ambtenaar, in strijd met de zorgplicht, de onjuiste indruk heeft kunnen geven dat een eventueel door hem ingesteld beroep ontvankelijk zou zijn, vormt een bijzondere reden die rechtvaardigt dat de proceskosten die de verzoekende ambtenaar heeft gemaakt worden verdeeld tussen hem en de betrokken instelling.

(cf. punten 35‑39)