Language of document : ECLI:EU:F:2013:96

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Derde kamer)

26 juni 2013

Zaak F‑56/12

Willy Buschak

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Tijdelijk functionaris – Werkloosheidsuitkering – Bijdrage aan pensioenregeling – Te laat ingediende klacht”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Buschak primair vraagt om, ten eerste, nietig te verklaren het besluit van de Europese Commissie van 24 februari 2012 houdende weigering om bij de berekening van zijn ouderdomspensioenrechten krachtens het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (hierna: „Statuut”) rekening te houden met een periode gedurende welke hij werkloos was en de bijbehorende bijdragen te betalen en, ten tweede, de Commissie ertoe te veroordelen om deze periode wel in aanmerking te nemen bij de berekening van zijn ouderdomspensioenrechten en de bijbehorende bijdragen te betalen alsmede subsidiair om, ten eerste, de Commissie ertoe te veroordelen om bij het orgaan dat met de Duitse pensioenregeling is belast met terugwerkende kracht een verzoek om verzekering in te dienen en de bijbehorende wettelijke bijdragen te betalen en, ten tweede, betaling van een vergoeding voor de geleden schade.

Beslissing:      Het beroep wordt verworpen. Buschak draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.

Samenvatting

Beroepen van ambtenaren – Voorafgaande administratieve klacht – Termijnen – Verval van recht – Heropening – Voorwaarde – Nieuw feit – Begrip – Bevestiging van eerder besluit – Daarvan uitgesloten

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91; Regeling andere personeelsleden, art. 46)

Ingevolge de artikelen 90 en 91 van het Statuut, die op grond van artikel 46 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden naar analogie van toepassing zijn op tijdelijk functionarissen, is een beroep dat door een ambtenaar of tijdelijk functionaris wordt ingesteld tegen de instelling waarbij hij werkzaam is, slechts ontvankelijk indien de in die artikelen geregelde voorafgaande administratieve procedure regelmatig is verlopen.

Zo is het een ambtenaar of tijdelijk functionaris niet toegestaan om de termijnen te omzeilen die in de artikelen 90 en 91 van het Statuut voor de indiening van een klacht en de instelling van beroep zijn voorzien, door middels een verzoek een eerder besluit ter discussie te stellen dat niet binnen de termijnen is betwist. Alleen het bestaan van nieuwe wezenlijke feiten kan een rechtvaardiging opleveren voor een verzoek om herziening van een definitief geworden besluit. In dit verband kan een brief van de administratie waarin slechts wordt herinnerd aan informatie die de betrokkene reeds is verstrekt niet worden aangemerkt als een bezwarend besluit waardoor een nieuwe termijn gaat lopen zodat de contentieuze procedure kan worden ingeleid.

(cf. punten 23, 24 en 26)

Referentie:

Hof: 15 mei 1985, Esly/Commissie, 127/84, punt 10; 4 juni 1987, P./ESC, 16/86, punt 6

Gerecht van eerste aanleg: 11 mei 1992, Whitehead/Commissie, T‑34/91, punt 18; 4 mei 2005, Schmit/Commissie, T‑144/03, punt 147

Gerecht voor ambtenarenzaken: 10 september 2007, Speiser/Parlement, F‑146/06, punt 22