Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 15 februari 2019 door Edison SpA tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 7 december 2018 in zaak T-471/17, Edison/EUIPO (EDISON)

(Zaak C-121/19 P)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Rekwirante: Edison SpA (vertegenwoordigers: D. Martucci, F. Boscariol de Roberto, avvocati)

Andere partij in de procedure: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

Conclusies

primair, het bestreden arrest vernietigen, het geding definitief afdoen en het beroep gegrond verklaren, en daarbij voor recht verklaren dat „elektriciteit” onder klasse 4 van de achtste uitgave van de Classificatie van Nice valt en dientengevolge dat merk nr. 003315991 waarvan Edison SpA houdster is, onder meer op „elektriciteit” ziet;

subsidiair, het bestreden arrest vernietigen en de zaak terugverwijzen naar het Gerecht;

in elk geval het EUIPO verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

1.    Het Gerecht heeft ten onrechte geoordeeld dat het bewijs dat elektriciteit in de gewone en gebruikelijke betekenis van de termen van klasse 4 van de achtste uitgave van de Classificatie van Nice niet daaronder valt, voortvloeit uit het feit dat de waar „elektriciteit” is vermeld in de Grey-list die het EUIPO heeft opgesteld voor het indienen van verklaringen in de zin van artikel 28, lid 8, van de Uniemerkenverordening (punten 41, 46 en 54). In de eerste plaats is de onjuiste rechtsopvatting het gevolg van het feit dat rekwirante haar verzoek tot beperking van de opgave van de waren heeft ingediend op 15 juni 2015, terwijl het document waarnaar het EUIPO verwijst, is opgesteld bij mededeling nr. 1/2016 van 8 februari 2016. In de tweede plaats getuigt het eveneens van een onjuiste rechtsopvatting om de uitsluiting van een term van de Grey-list als bewijs te aanvaarden, daar deze lijst niets meer is dan een geheel van niet-bindende interpretaties.

2.    Het Gerecht heeft ten onrechte geoordeeld dat alleen tastbare waren die uit zichzelf spontaan licht opwekken, als „verlichtingsstoffen” kunnen worden beschouwd. De onjuiste rechtsopvatting schuilt in het feit dat de bevoegde autoriteiten en de ondernemingen de waren classificeren aan de hand van hun lichtgevende functie en elektriciteit classificeren als een nutsvoorziening die licht opwekt en winst genereert, zonder dat de materiële verschijningsvorm van deze nutsvoorziening in strikt fysieke betekenis enige rol speelt.

3.    Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te verklaren dat „fuel” ook op brandstoffen voor motoren ziet, terwijl het duidelijk is dat de term „fuel” zo ruim wordt opgevat dat daaronder ook vallen waren die van nature uit geen motoren met eigen brandstof in werking stellen, zoals precies elektriciteit.

4.    Het Gerecht heeft blijk gegeven van een uitleggingsfout door te oordelen dat elektriciteit niet valt onder „motor fuel”, waardoor het Gerecht de functionele kenmerken volledig over het hoofd heeft gezien.

5.    Het Gerecht heeft blijk gegeven van een kennelijk onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de door rekwirante overlegde bewijzen niet voldoende waren tot bewijs dat elektriciteit onder klasse 4 valt.

6.    Bovendien heeft het Gerecht zijn oordeel ook gebaseerd op document 1 dat het EUIPO heeft neergelegd, en daarbij verklaard dat dit document dateerde van augustus 2003, terwijl het duidelijk in juni 2003 is gedateerd.

7.    Het Gerecht heeft zich beperkt tot de bekrachtiging van een rechtstoestand en ontoereikend gemotiveerde beslissingen, hoewel het door rekwirante en het EUIPO overgelegde bewijzen heeft aanvaard. Verklaren dat er in het handelsverkeer elektrische voertuigen zijn en vervolgens ontkennen dat de ondernemers (zijnde de fabrikanten van die voertuigen) elektriciteit als een – zij het alternatieve – brandstof beschouwen, gaat tegen elke logica in en vormt een ontoereikende motivering voor de beslissingen van het EUIPO en het Gerecht.

____________