Language of document : ECLI:EU:C:2018:764

BESLISSING VAN HET HOF (Kamer van heroverweging)

17 september 2018 (*)

„Heroverweging”

In zaak C‑543/18 RX,

betreffende een voorstel tot heroverweging, dat de eerste advocaat-generaal op 20 augustus 2018 krachtens artikel 62 van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft gedaan,

neemt

HET HOF (Kamer van heroverweging),

samengesteld als volgt: M. Ilešič (rapporteur), kamerpresident, A. Rosas, C. Toader, A. Prechal en E. Jarašiūnas, rechters,

de navolgende

Beslissing

1        Het door de eerste advocaat-generaal gedane voorstel tot heroverweging betreft het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 19 juli 2018, HG/Commissie (T‑693/16 P, niet gepubliceerd, EU:T:2018:492). Bij dat arrest heeft het Gerecht vernietigd het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie van 19 juli 2016, HG/Commissie (F‑149/15, EU:F:2016:155), waarbij is verworpen verzoekers beroep tot, primair, ten eerste, nietigverklaring van de beslissing van de Europese Commissie van 10 februari 2015 waarbij hem een tuchtsanctie is opgelegd die een schorsing inhield van de plaatsing in een hogere salaristrap gedurende 18 maanden en waarbij verzoeker is veroordeeld tot vergoeding van de door de Commissie geleden schade ten bedrage van 108 596,35 EUR en, voor zover nodig, van de beslissing tot afwijzing van zijn bezwaar, en, ten tweede, veroordeling van de Commissie tot vergoeding van de schade die hij stelt te hebben geleden.

2        Het Gerecht was van oordeel dat de samenstelling van de rechtsprekende formatie van het Gerecht voor ambtenarenzaken die laatstbedoeld arrest heeft gewezen, niet regelmatig was.

3        Uit artikel 256, lid 2, VWEU volgt dat de beslissingen die het Gerecht op hogere voorziening tegen de beslissingen van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie neemt, bij uitzondering kunnen worden heroverwogen door het Hof, op de wijze en binnen de grenzen die in het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie worden bepaald, wanneer er een ernstig gevaar bestaat dat de eenheid of de samenhang van het recht van de Unie wordt aangetast.

4        Krachtens artikel 62 van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie kan de eerste advocaat-generaal het Hof voorstellen de beslissing van het Gerecht te heroverwegen, wanneer hij van oordeel is dat er een ernstig risico bestaat dat de eenheid of de samenhang van het recht van de Unie wordt aangetast.

5        In dat verband volgt uit artikel 193, lid 4, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof dat wanneer bij de Kamer van heroverweging van het Hof een dergelijk voorstel wordt ingediend, deze Kamer beslist of de beslissing van het Gerecht moet worden heroverwogen en dat, wanneer dit het geval is, de beslissing tot heroverweging van de beslissing van het Gerecht enkel de vragen vermeldt die voorwerp van de heroverweging zijn.

6        In casu is de Kamer van heroverweging van oordeel dat het arrest van 19 juli 2018, HG/Commissie (T‑693/16 P, niet gepubliceerd, EU:T:2018:492), dient te worden heroverwogen.

7        De vraag die voorwerp van die heroverweging zal zijn, is opgenomen in punt 2 van het dictum van de onderhavige beslissing.

Het Hof (Kamer voor heroverweging) beslist:

1)      Het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 19 juli 2018, HG/Commissie (T693/16 P, niet gepubliceerd, EU:T:2018:492), dient te worden heroverwogen.

2)      De heroverweging zal betrekking hebben op de vraag of, gelet op met name het algemeen rechtszekerheidsbeginsel, het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 19 juli 2018, HG/Commissie (T693/16 P, niet gepubliceerd, EU:T:2018:492), een aantasting vormt van de eenheid of de samenhang van het recht van de Unie, voor zover dat Gerecht op hogere voorziening heeft geoordeeld dat de samenstelling van de rechtsprekende formatie die het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie van 19 juli 2016, HG/Commissie (F149/15, EU:F:2016:155), heeft gewezen, onregelmatig was wegens een onregelmatigheid in de procedure tot benoeming van één van de leden van deze formatie, met als gevolg schending van het beginsel van het recht op een bij wet aangewezen rechter, zoals neergelegd in artikel 47, tweede alinea, eerste zin, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

De heroverweging zal in het bijzonder betrekking hebben op de vraag of, net als de in artikel 277 VWEU bedoelde handelingen, de benoeming van een rechter het voorwerp kan vormen van een incidentele wettigheidscontrole dan wel of een dergelijke incidentele wettigheidscontrole – in beginsel of na het verstrijken van een bepaalde termijn – uitgesloten is of beperkt is tot bepaalde onregelmatigheden teneinde de stabiliteit van het recht en het gezag van gewijsde te verzekeren.

3)      De in artikel 23 van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie bedoelde belanghebbenden en de partijen in de procedure voor het Gerecht van de Europese Unie wordt verzocht hun schriftelijke opmerkingen over deze vraag bij het Hof van Justitie van de Europese Unie in te dienen binnen één maand vanaf de kennisgeving van de onderhavige beslissing.

ondertekeningen


*      Procestaal: Frans.