Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 18 september 2019 door Italmobiliare SpA tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 11 juli 2019 in zaak T-523/15, Italmobiliare SpA e.a./Commissie

(Zaak C-694/19 P)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Rekwiranten: Italmobiliare SpA, Sirap-Gema SpA, Sirap France SAS, Petruzalek GmbH, Petruzalek Kft., Petruzalek sro, Petruzalek sro (vertegenwoordiger: F. Moretti, avvocatessa)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

Rekwiranten verzoeken het Hof:

het arrest van het Gerecht geheel of gedeeltelijk te vernietigen en dientengevolge de aan rekwiranten opgelegde sancties in te trekken of te verlagen;

subsidiair, de sancties in het kader van de uitoefening van zijn volledige rechtsmacht opnieuw vast te stellen, met alle gevolgen voor de geldigheid van de beslissing;

in ieder geval, de Commissie te verwijzen in de kosten van de onderhavige procedure en van de procedure in eerste aanleg.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun hogere voorziening voeren rekwiranten vier middelen aan:

Eerste middel: schending van artikel 101 VWEU, onjuiste of niet-toepassing van de relevante rechtspraakbeginselen inzake het vermoeden van aansprakelijkheid van de moedermaatschappij, misbruik van bevoegdheid, motiveringsgebrek, schending van de grondrechten door het Gerecht met betrekking tot de toerekening aan Italmobilia van de gestelde inbreuk. Rekwiranten stellen in het bijzonder dat een dergelijke toepassing van het vermoeden in elk geval in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel, het beginsel van het persoonlijke karakter van de straffen en het vermoeden van onschuld zoals neergelegd in de artikelen 6, lid 2, en 7 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele rechten en de artikelen 48 en 49 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het fundamentele recht op eigendom zoals neergelegd in artikel 1 van het aanvullend protocol bij het EVRM, in artikel 14 van het EVRM en in de artikelen 17 en 21 van het Handvest van de grondrechten, en met de beginselen van non-discriminatie en gelijke behandeling.

Tweede middel: schending en/of onjuiste uitlegging en toepassing van de clementieregeling door het Gerecht; onrechtmatige toekenning van immuniteit aan een andere onderneming en rechtstreeks belang van rekwiranten bij de opheffing van deze regeling.

Derde middel: schending van het recht en/of van wezenlijke vormvoorschriften, aangezien het Gerecht ten onrechte heeft geoordeeld dat de sancties evenredig en passend zijn.

Vierde middel: rekwiranten verzoeken het Hof van Justitie zijn volledige rechtsmacht uit te oefenen op grond van artikel 31 van verordening nr. 1/20031 en de sancties opnieuw vast te stellen, met alle gevolgen van dien voor de beslissing.

____________

1 Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB 2003, L 1, blz. 1).