Language of document : ECLI:EU:F:2010:165

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
(Eerste kamer)

14 december 2010

Zaak F‑80/09

Erika Lenz

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst — Ambtenaren — Sociale zekerheid — Vergoeding van kosten voor zorg door een ‚Heilpraktiker’ — Non-discriminatiebeginsel”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA, waarbij Lenz vraagt om nietigverklaring van het besluit van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering van de instellingen van de Europese Unie houdende weigering om haar de kosten te vergoeden van zorg verleend door een in Duitsland gevestigd „Heilpraktiker” (geneeskundige), die niet in het bezit is van een artsdiploma.

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Verzoekster zal alle kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren — Bezwarend besluit — Motiveringsplicht

(Ambtenarenstatuut, art. 25, tweede alinea)

2.      Ambtenaren — Sociale zekerheid — Ziektekostenverzekering —
Ziektekosten — Vergoeding

(Ambtenarenstatuut, art. 72, lid 1)

3.      Ambtenaren — Gelijke behandeling — Grenzen — Onrechtmatig toegekend voordeel

1.      De administratie voldoet aan haar verplichting tot motivering van een besluit houdende weigering om ziektekosten te vergoeden door het besluit tot afwijzing van de klacht te motiveren, daar de motivering van laatstgenoemd besluit wordt geacht samen te vallen met de motivering van het besluit waartegen de klacht was gericht.

(cf. punt 29)

Referentie:

Gerecht: 9 december 2009, Commissie/Birkhoff, T‑377/08 P, JurAmbt. blz. I‑B‑1‑133 en II-B-1-807, punten 55 en 56

2.      De wetgever van de Unie is bij uitsluiting bevoegd om de werkingssfeer te definiëren van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering van de instellingen van de Europese Unie. De omstandigheid dat (voormalige) ambtenaren van een lidstaat door hun socialezekerheidsregeling en particuliere ziekenfondsen de mogelijkheid wordt geboden om door een „Heilpraktiker” (geneeskundige zonder artsdiploma) verleende zorg vergoed te krijgen, betekent op zich niet dat de (voormalige) Europese ambtenaren ook die mogelijkheid moet worden geboden, en dit temeer daar de niet-vergoeding van kosten in verband met zorg verleend door een „Heilpraktiker”, die niet in het bezit is van een artsdiploma, qua beginsel of toepassing niet kennelijk ongeschikt lijkt, wat het beginsel van sociale dekking betreft waardoor artikel 72, lid 1, eerste alinea, van het Statuut is geïnspireerd.

De in die lidstaat gevestigde (voormalige) Europese ambtenaren en de (voormalige) ambtenaren van de betrokken lidstaat vallen onder verschillende socialezekerheidsregelingen en bevinden zich dus niet in vergelijkbare situaties.

(cf. punt 44)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 16 april 1997, Kuchlenz-Winter/Commissie, T‑66/95, Jurispr. blz. II‑637, punt 64

3.      De eerbiediging van het beginsel van gelijke behandeling moet te verenigen zijn met de eerbiediging van het legaliteitsbeginsel, dat inhoudt dat niemand zich ten eigen voordele kan beroepen op een onwettigheid waarvan anderen hebben kunnen profiteren, aangezien die benadering zou neerkomen op aanvaarding van het beginsel van „gelijke behandeling bij onwettigheid”. Een eventuele onwettigheid ten voordele van een andere aangeslotene bij het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering van de instellingen van de Europese Unie kan de rechter van de Unie er immers niet toe brengen vast te stellen dat er sprake is van discriminatie en bijgevolg van onwettigheid jegens een ambtenaar. In deze omstandigheden kan het feit dat een persoon, ondanks de regels van de door de Commissie vastgestelde algemene uitvoeringsbepalingen van artikel 72 van het Statuut, van dat stelsel van ziektekostenverzekering vergoeding heeft gekregen van de door een „Heilpraktiker” (geneeskundige zonder artsdiploma) verleende zorg, op zich niet tot gevolg hebben dat de betrokkene ook recht op vergoeding heeft.

(cf. punt 45)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: 21 februari 2008, Skoulidi/Commissie, F‑4/07, JurAmbt. blz. I-A-1-47 en II-A-1-229, punt 81