Language of document : ECLI:EU:F:2011:98

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
(Eerste kamer)

29 juni 2011

Zaak F‑125/10

Daniel Schuerewegen

tegen

Europees Parlement

„Openbare dienst – Ambtenaren – Verwijdering van werkplek – Ontneming van dienstkaart – Intrekking van toegangsrechten tot computernetwerk – Voorafgaande administratieve klacht – Verzending per e-mail – Daadwerkelijke kennisneming door administratie – Termijnoverschrijding – Kennelijke niet-ontvankelijkheid”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Schuerewegen vraagt om nietigverklaring van het besluit van het Parlement van 25 maart 2010 om hem zijn dienstkaart af te nemen, hem de toegang tot het computernetwerk van de instelling te ontzeggen en hem uit de ruimten van de instelling te verwijderen, alsmede om vergoeding van de materiële en immateriële schade die hij door dat besluit zou hebben geleden.

Beslissing:      Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Verzoeker zal alle kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Beroep – Voorafgaande administratieve klacht – Datum van indiening – Ontvangst door administratie

(Ambtenarenstatuut, art. 90, lid 2)

2.      Ambtenaren – Beroep – Voorafgaande administratieve klacht – Vormvereisten – Verzending per e-mail – Toelaatbaarheid – Verplichting van ambtenaar om zich van daadwerkelijke ontvangst door administratie te verzekeren

(Ambtenarenstatuut, art. 90, lid 2)

3.      Ambtenaren – Beroep – Voorafgaande administratieve klacht – Termijnen

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

1.      Wil een klacht geldig zijn ingediend in de zin van artikel 90, lid 2, van het Statuut dan moet de adressaat ervan kennis hebben kunnen nemen van de inhoud van de klacht. De datum die in aanmerking moet worden genomen om te bepalen of een klacht binnen de voorgeschreven termijn is ingediend, is dus die waarop die klacht door de betrokken instelling is ontvangen. De datum van indiening vormt eveneens de aanvang van de termijn van vier maanden waarbinnen de betrokken instelling de klacht moet beantwoorden. Artikel 90, lid 2, van het Statuut bepaalt dus duidelijk dat een en dezelfde datum in aanmerking moet worden genomen om te beoordelen of de klacht binnen de gestelde termijn is ingediend én om de datum te bepalen waarop de termijn van antwoord van de instelling begint te lopen.

(cf. punten 22, 23 en 25)

Referentie:

Hof: 26 november 1981, Michel/Parlement, 195/80, punt 13

Gerecht van eerste aanleg: 25 september 1991, Lacroix/Commissie, T‑54/90, punten 28 en 29; 18 juni 1996, Vela Palacios/ESC, T‑150/94, punt 27

Gerecht voor ambtenarenzaken: 15 mei 2006, Schmit/Commissie, F‑3/05, punt 28; 25 april 2007, Kerstens/Commissie, F‑59/06, punten 34‑36

2.      Een door een ambtenaar ingediende administratieve klacht behoeft geen bijzondere vorm te hebben. Het volstaat dat uit de klacht duidelijk en precies blijkt dat de indiener ervan een jegens hem genomen besluit wil betwisten. Een per e-mail verzonden handeling waaruit ondubbelzinnig blijkt dat de verzender ervan een hem bezwarend besluit wil betwisten, moet dus worden aangemerkt als een klacht in de zin van artikel 90, lid 2, van het Statuut.

De ambtenaar kan echter niet stellen dat op grond van de loutere verzending van een e-mail kan worden aangetoond dat de adressaat die e-mail daadwerkelijk heeft ontvangen.

(cf. punten 30 en 34)

Referentie:

Hof: 31 mei 1988, Rousseau/Rekenkamer, 167/86, punt 8

Gerecht van eerste aanleg: 16 februari 2005, Reggimenti/Parlement, T‑354/03, punt 43

Gerecht voor ambtenarenzaken: 25 april 2007, Lebedef-Caponi/Commissie, F‑71/06, punten 29‑31 en 34; 17 juli 2007, Hartwig/Parlement en Commissie, F‑141/06, punt 27

3.      Een normaal zorgvuldige ambtenaar moet ervoor zorgen dat zijn klacht vóór afloop van de termijn van drie maanden bij de betrokken instelling aankomt. Een ambtenaar toont zich niet voorzichtig en zorgvuldig wanneer hij zijn klacht pas op de laatste dag van de voorgeschreven termijn per post verzendt of indien hijzelf of zijn naar behoren gemachtigde de klacht niet binnen die termijn per e-mail verzendt. Hij kan in dat opzicht niet staande houden dat hij is bestraft doordat op de laatste dag van de termijn de diensten van de betrokken instelling gesloten waren.

(cf. punt 36)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: Hartwig/Parlement en Commissie, reeds aangehaald, punt 30