Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Înaltă Curte de Casaţie şi Justiţie (Roemenië) op 19 november 2019 – Strafzaak tegen NC

(Zaak C-840/19)

Procestaal: Roemeens

Verwijzende rechter

Înalta Curte de Casaţie şi Justiţie

Partij in de strafzaak

NC

Andere partij in de procedure:

Parchetul de pe lângă Înalta Curte de Casație și Justiție – Direcția Națională Anticorupție

Prejudiciële vragen

Moeten artikel 19, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, artikel 325, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 4 van richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt1 , vastgesteld op grond van artikel 83, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een beslissing van een orgaan dat geen deel uitmaakt van de rechterlijke macht, de Curte Constituțională (grondwettelijk hof, Roemenië), waarbij wordt bepaald dat de gedurende een vastgestelde periode besliste corruptiezaken die zich in de fase van hoger beroep bevinden voor een nieuwe behandeling dienen te worden terugverwezen op grond van het feit dat bij de hoogste rechterlijke instantie geen ter zake gespecialiseerde kamers zijn gevormd, terwijl de Curte Constituțională de specialisatie van de rechters in die kamers wel erkent?

Moeten artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 47[, tweede alinea,] van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat een orgaan buiten de rechterlijke macht vaststelt dat de rechterlijke kamers van een afdeling van de hoogste rechterlijke instantie (kamers die zijn samengesteld uit rechters in functie, die op het moment van hun bevordering beschikten over de voor bevordering naar de hoogste rechterlijke instantie vereiste specialisatie) onwettig zijn samengesteld?

Moet de voorrang van het Unierecht aldus worden uitgelegd dat de nationale rechter een volgens het nationaal recht bindende beslissing van de constitutionele rechter, uitgesproken in een zaak betreffende een grondwettelijk geschil, buiten toepassing mag laten?

____________

1 PB 2017, L 198, blz. 29.