Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 14 mei 2018 door Crocs, Inc. tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 14 maart 2018 in zaak T-651/16, Crocs/EUIPO

(Zaak C-320/18 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Crocs, Inc. (vertegenwoordigers: J. Guise, solicitor, D. Knight, solicitor)

Andere partijen in de procedure: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie, Gifi Diffusion

Conclusies

het bestreden arrest vernietigen.

in het geval het Hof van Justitie het eerste middel aanvaardt, verzoekt rekwirante het Hof ook de beslissing van de kamer van beroep te vernietigen en de beslissing in eerste aanleg te bevestigen.

in het geval het Hof van Justitie het tweede middel aanvaardt, verzoekt rekwirante het bestreden arrest te vernietigen en het Gerecht te gelasten zijn onderzoek te beperken tot de feitelijke en rechtsvragen waarop de beslissing van de kamer van beroep betrekking heeft. Indien het Gerecht tot de slotsom komt dat het de beslissing van de kamer van beroep niet kan bevestigen wanneer de openbaarmaking op de website afzonderlijk wordt beschouwd, verzoekt rekwirante dat het de zaak terugverwijst naar de kamer van beroep voor verder onderzoek of de bekendmakingen in Fort Lauderdale en door verkoop onder de uitzondering van artikel 71 vallen.

in het geval het Hof van Justitie het derde middel aanvaardt, verzoekt rekwirante het bestreden arrest te vernietigen met betrekking tot de toepassing van artikel 7 en het Gerecht te gelasten het bewijs opnieuw te beoordelen, waarbij op gepaste wijze rekening wordt gehouden met de bewoordingen van artikel 7, en de waarschijnlijkheid wordt afgewogen.

in het geval het Hof van Justitie het vierde middel aanvaardt, verzoekt rekwirante het bestreden arrest te vernietigen en de zaak terug te verwijzen naar een andere kamer van het Gerecht voor verder onderzoek.

rekwirante verzoekt het Hof voorts in haar voordeel te beslissen over de kosten, overeenkomstig de artikelen 137 en 184 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie.

Middelen en voornaamste argumenten

Eerste middel – schending van artikel 63 van verordening nr. 6/2002

Het Gerecht heeft artikel 63 onjuist uitgelegd en toegepast doordat het de beslissing van de kamer van beroep niet heeft vernietigd voor zover daarbij de aanvaarding van nieuwe bewijzen werd toegestaan.

Tweede middel – schending van artikel 61 van verordening nr. 6/2002

Het Gerecht heeft artikel 61 geschonden door eigenlijk feitelijke vragen vast te stellen die de kamer van beroep in haar beslissing niet had vastgesteld en niet binnen de strekking van het beroep vielen. Bijgevolg heeft het Gerecht zijn bevoegdheid tot vernietiging of herziening van de beslissing van de kamer van beroep overschreden.

Derde middel – schending van artikel 7 van verordening nr. 6/2002

Het Gerecht heeft artikel 7 geschonden door de verkeerde bewijsstandaard te hanteren. Daarbij heeft het Gerecht ook gesuggereerd dat de afweging specifieke bewijselementen vereist, in plaats van de juridische afweging toe te passen op de in de procedure overgelegde bewijzen. Ten slotte heeft het Gerecht rekwirantes argument dat bij de toepassing van artikel 7 rekening kan worden gehouden met een kwantitatieve factor, afgewezen.

Vierde middel – onregelmatige samenstelling van het Gerecht (Zevende kamer)

De Zevende kamer van het Gerecht was onregelmatig samengesteld. Rechter Kornezov was in 2016 bij het Gerecht benoemd uit het Gerecht voor ambtenarenzaken. Sindsdien is echter vastgesteld dat bij de benoeming van rechter Kornezov bij het Gerecht voor ambtenarenzaken een procedurefout was gemaakt. Was rechter Kornezov in 2016 geen rechter geweest bij het Gerecht voor ambtenarenzaken, dan was zijn benoeming bij het Gerecht pas in 2019 mogelijk geweest. Bijgevolg lijkt bij zijn benoeming bij het Gerecht ook een procedurefout te zijn gemaakt. Het bestreden arrest moet bijgevolg worden vernietigd en de zaak worden terugverwezen naar een andere kamer van het Gerecht.

____________

1 Artikel 7 van verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende gemeenschapsmodellen (PB 2002, L 3, blz. 1) („verordening nr. 6/2002”).