Language of document : ECLI:EU:F:2007:108

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Eerste kamer)

20 juni 2007

Zaak F‑51/06

Sabrina Tesoka

tegen

Europese Stichting tot verbetering van de levens‑ en arbeidsomstandigheden (ESVLA)

„Ambtenaren – Tijdelijk functionarissen – Europese Stichting tot verbetering van de levens‑ en arbeidsomstandigheden – Ontslag – Beroep tot nietigverklaring en tot schadevergoeding – Ontbreken van bezwarend besluit – Kennelijke niet-ontvankelijkheid”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens de artikelen 236 EG en 152 EA en strekkende tot, enerzijds, nietigverklaring van het besluit van de ESVLA van 14 oktober 2005 houdende afwijzing van verzoeksters aanvragen om de toelagen te verkrijgen waarop zij wegens de beëindiging van haar werkzaamheden bij de Stichting recht zou hebben alsmede om de documenten te verkrijgen die zij nodig heeft om in het land waarin zij verblijft, recht te hebben op sociale bescherming en, anderzijds, schadevergoeding.

Beslissing: Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Beroep – Bezwarend besluit – Begrip

(Ambtenarenstatuut, art. 91; verordening nr. 1365/75 van de Raad, art. 17, lid 2; verordening nr. 91/88 van de Commissie)

2.      Procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg, art. 44, lid 1, sub c)

1.      Alleen handelingen die bindende rechtsgevolgen in het leven roepen, welke de belangen van de verzoeker rechtstreeks en individueel kunnen aantasten doordat zij diens rechtspositie aanmerkelijk wijzigen, kunnen voor hem als bezwarend worden aangemerkt. Bovendien kunnen bepaalde besluiten, ook indien zij de belangen of de rang van de ambtenaar onverlet laten, niettemin als bezwarend worden beschouwd wanneer zij ongunstige gevolgen hebben voor zijn immateriële belangen of zijn toekomstperspectieven.

Dit is niet het geval bij een brief van de directeur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens‑ en arbeidsomstandigheden waarin wordt gezegd dat het verzoek van een voormalig tijdelijk functionaris om zijn besluit om ontslag te nemen in te trekken, niet kan worden ingewilligd. Een dergelijke brief raakt immers niet de statutaire positie van de betrokkene, aangezien die positie daadwerkelijk is bepaald door zijn besluit om ontslag te nemen, welk besluit onmiddellijk gevolgen had gesorteerd.

De rechtspositie van de betrokkene wordt evenmin gewijzigd door het feit dat de Stichting in diezelfde brief heeft uiteengezet dat hij geen documenten van de administratie nodig had om zich bij de nationale arbeidsbureaus in te schrijven. Bovendien kan die uitleg niet worden opgevat als een weigering van de administratie om die documenten af te geven.

(cf. punten 39‑43)´

Referentie:

Hof: 27 juni 1973, Kley/Commissie, 35/72, Jurispr. blz. 679, punten 4 en 5; 29 oktober 1981, Arning/Commissie, 125/80, Jurispr. blz. 2539, punt 17; 3 december 1992, Moat/Commissie, C‑32/92 P, Jurispr. blz. I‑6379, punt 9; 10 januari 2006, Commissie/Alvarez Moreno, C‑373/04 P, Jurispr. blz. I‑1*, punt 42

2.      De conclusies tot nietigverklaring van een verzoekschrift dat een voormalig tijdelijk functionaris heeft ingediend teneinde zonder enige specificatie en in onduidelijke bewoordingen alle toelagen en voordelen, dat wil zeggen de financiële uitkeringen, te verkrijgen waarop de betrokkene op grond van zijn ontslag aanspraak kan maken, voldoen niet aan de voorwaarden van artikel 44, lid 1, sub c, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg.

(cf. punten 49 en 50)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 24 maart 1993, Benzler/Commissie, T‑72/92, Jurispr. blz. II‑347, punten 16, 18 en 19