Language of document :

Beroep ingesteld op 31 januari 2006 - Larsen tegen Commissie

(Zaak F-11/06)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoeker: H. Larsen (Londen, Verenigd Koninkrijk) en anderen (vertegenwoordigers: S. Orlandini, A. Coolen, J.-N. Louis, E. Marchal, advocaten)

Verweerster: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoeker

Nietig te verklaren het besluit van 2 maart 2005 van de directeur van het Bureau voor het beheer en de afwikkeling van de individuele rechten tot vermindering van de bezoldiging van verzoeker met ingang van 1 mei 2005;

Verweerster te veroordelen tot betaling aan verzoeker van de huisvestingsvergoeding waarop hij recht heeft vanaf de dag waarop deze niet meer aan hem is betaald, vermeerderd met de compensatoire rente, berekend aan de hand van de spilkoers van de Europese Centrale Bank, vermeerderd met twee punten;

verweerster te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeker, als ambtenaar tewerkgesteld bij het bureau van de vertegenwoordiging van de Commissie te Londen, genoot met ingang van 1 oktober 2002 een huisvestingsvergoeding krachtens artikel 14 bis van bijlage VII bij het Statuut en verordening nr. 6/66/Euratom, 121/66/EEG.1 Omdat dit artikel bij de hervorming van het Statuut is ingetrokken, heeft de Commissie bij besluit van 2 mei 2005 verzoeker bedoelde vergoeding niet langer toegekend.

Tot staving van zijn beroep voert verzoeker allereerst aan schending van artikel 62 van het Statuut en artikel 19 van bijlage XIII bij het Statuut. Hij betoogt met name dat verweerster ten onrechte dit laatste artikel heeft toegepast aan de hand van de uitlegging die op 14 oktober 2004 is vastgesteld door het College van hoofden van administratie, welke de huisvestingsvergoeding uitsluit van de bezoldigingscomponenten waarop de in dit artikel vastgestelde overgangsmaatregelen van toepassing zijn. Een dergelijke uitlegging is immers onwettig voorzover deze de reikwijdte vermindert van de door de betrokken bepaling beoogde verzekering van het nominale inkomen.

Verzoeker betoogt bovendien dat het bestreden besluit het beginsel schendt van gelijkwaardigheid van de koopkracht van ambtenaren, zoals neergelegd in de artikelen 64 en 65 van het Statuut.

____________

1 - Verordening nr. 6/66/Euratom, 121/66/EEG van de Raden van 28 juli 1966 tot vaststelling van de lijst van de plaatsen waar een huisvestingsvergoeding kan worden toegekend alsmede van het maximumbedrag van deze vergoeding en de wijze van toekenning