Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 21 september 2018 door LS Cable & System Ltd tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 12 juli 2018 in zaak T-439/14, LS Cable & System/Commissie

(Zaak C-596/18 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: LS Cable & System Ltd (vertegenwoordigers: S. Spinks, S. Kinsella, Solicitors)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

het bestreden arrest vernietigen;

ingevolge artikel 61 van het Statuut van het Hof van Justitie de zaak zelf afdoen en uit dien hoofde, voor zover het rekwirante betreft, het besluit1 nietig verklaren en de aan rekwirante opgelegde geldboete in de uitoefening van zijn volledige rechtsmacht verlagen;

ingeval het Hof de onderhavige zaak niet zelf afdoet, de beslissing omtrent de kosten aanhouden en de zaak met inachtneming van het arrest van het Hof terugverwijzen naar het Gerecht voor een nieuwe behandeling;

de Commissie krachtens artikel 184 van het Reglement voor de procesvoering verwijzen in de kosten van de procedures voor het Gerecht en voor het Hof.

Middelen en voornaamste argumenten

In het bestreden arrest is blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door het bewijsmateriaal met betrekking tot rekwirantes offertes voor EER-projecten kennelijk onjuist op te vatten.

In het bestreden arrest is blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat rekwirante heeft ingestemd met de overeenkomst over het „thuisland” door de aanwezigheid van rekwirantes vertegenwoordiger bij een bijeenkomst en dat, derhalve, de rechtspraak inzake publiekelijke distantiëring op haar van toepassing was.

In het bestreden arrest is blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat rekwirante het vermoeden dat zij instemde met het „thuislandbeginsel” door de aanwezigheid van rekwirantes vertegenwoordiger bij de bijeenkomst slechts zou kunnen weerleggen door zichzelf tijdens de bijeenkomst “publiekelijk te distantiëren”.

____________

1 Besluit C(2014) 2139 final van de Commissie van 2 april 2014 inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst.