Language of document :

Beroep ingesteld op 29 oktober 2019 – Europese Commissie / Republiek Oostenrijk

(Zaak C-796/19)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: Walter Mölls, Cécile Vrignon)

Verwerende partij: Republiek Oostenrijk

Conclusies

vaststellen dat de Republiek Oostenrijk haar verplichtingen uit hoofde van artikel 3, onder a), van richtlijn 2007/59/EG1 niet is nagekomen doordat zij een andere instantie dan de veiligheidsinstantie die wordt bedoeld in artikel 16 van richtlijn 2004/49/EG2 heeft aangewezen als bevoegde autoriteit voor de toepassing van richtlijn 2007/59/EG;

de Republiek Oostenrijk verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

De Commissie voert aan dat artikel 3, onder a), van richtlijn 2007/59 de bevoegde autoriteit voor de toepassing van deze richtlijn omschrijft als „de veiligheidsinstantie die wordt bedoeld in artikel 16 van richtlijn 2004/49/EG”.

De Oostenrijkse wetgever heeft evenwel een keuze gemaakt die daarvan afwijkt.

Hij heeft voor een reeks onder richtlijn 2007/59 vallende taken de vennootschap Schieneninfrastruktur-Dienstleistungsgesellschaft mbH in plaats van de bevoegde autoriteit voor de toepassing van richtlijn 2004/49 [de Bundesminister für Verkehr, Innovation und Technologie (Oostenrijks minister van Verkeer, Innovatie en Technologie)] als bevoegde autoriteit aangewezen. Dat is niet verenigbaar met richtlijn 2007/59.

____________

1     Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 inzake de certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van de Gemeenschap besturen (PB 2007, L 315, blz. 51).

2 Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, en van richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (PB 2004, L 164, blz. 44).