Language of document : ECLI:EU:F:2013:157

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Derde kamer)

23 oktober 2013

Zaak F‑124/12

Ulrik Solberg

tegen

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD)

„Openbare dienst – Voormalig tijdelijk functionaris – Niet-verlenging van overeenkomst voor bepaalde tijd – Motiveringsplicht – Omvang van beoordelingsbevoegdheid”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, waarmee Solberg vraag om nietigverklaring van het besluit van het tot het aangaan van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag (hierna: „TAOBG”) van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD of hierna: „Waarnemingscentrum”) van 12 januari 2012 om zijn overeenkomst van tijdelijk functionaris niet te verlengen.

Beslissing:      Het beroep van Solberg wordt verworpen. Solberg draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving.

Samenvatting

1.      Beroepen van ambtenaren – Bezwarend besluit – Begrip – Aan tijdelijk functionaris gerichte brief waarin hij wordt herinnerd aan de datum van afloop van zijn overeenkomst – Daarvan uitgesloten – Besluit om een overeenkomst niet te verlengen – Daaronder begrepen

(Ambtenarenstatuut, art. 90, lid 2)

2.      Recht van de Europese Unie – Beginselen – Beginsel van behoorlijk bestuur – Verplichting om bezwarende besluiten te motiveren

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 41)

3.      Ambtenaren – Tijdelijk functionarissen – Aanwerving – Verlenging van overeenkomst voor bepaalde tijd – Beoordelingsbevoegdheid van administratie – Op administratie rustende zorgplicht – Inaanmerkingneming van belangen van betrokken functionaris

(Regeling andere personeelsleden, art. 47)

1.      Alleen handelingen of maatregelen die bindende rechtsgevolgen sorteren welke de belangen van een ambtenaar of functionaris kunnen raken doordat zij zijn rechtspositie kenmerkend wijzigen, zijn bezwarend in de zin van artikel 90, lid 2, van het Statuut. Een besluit dat geen enkel nieuw element in vergelijking met een eerder besluit bevat, vormt een louter bevestigend besluit daarvan en kan als zodanig niet tot gevolg hebben dat een nieuwe beroepstermijn gaat lopen.

Meer bepaald vormt een brief waarin een functionaris wordt herinnerd aan de bepalingen van zijn overeenkomst betreffende de afloopdatum ervan en die ten opzichte van die bepalingen geen enkel nieuw element bevat, geen bezwarend besluit.

Wanneer de overeenkomst kan worden verlengd, vormt het besluit van de administratie om dit niet te doen evenwel een van de betrokken overeenkomst losstaand bezwarend besluit waartegen binnen de statutaire termijn een klacht kan worden ingediend en beroep kan worden ingesteld. Een dergelijk besluit, dat wordt genomen na een heronderzoek van het belang van de dienst en de situatie van de betrokkene, bevat immers een nieuw element ten opzichte van de oorspronkelijke overeenkomst en kan niet worden geacht die overeenkomst louter te bevestigen.

(cf. punten 16‑18)

Referentie:

Hof: 14 september 2006, Commissie/Fernández Gómez, C‑417/05 P, punt 46

Gerecht van eerste aanleg: 25 oktober 1996, Lopes/Hof van Justitie, T‑26/96, punt 19; 15 oktober 2008, Potamianos/Commissie, T‑160/04, punt 21

Gerecht voor ambtenarenzaken: 15 september 2011, Bennett e.a./BHIM, F‑102/09, punten 56, 57 en 59 en aldaar aangehaalde rechtspraak; 23 oktober 2012, Possanzini/Frontex, F‑61/11, punt 41

2.      Tot de door het Unierecht in administratieve procedures geboden waarborgen behoort met name het beginsel van behoorlijk bestuur, dat is neergelegd in artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, waaraan is verbonden de in artikel 41, lid 2, sub c, genoemde verplichting „van de betrokken diensten, hun beslissingen met redenen te omkleden”.

De verplichting om bezwarende besluiten te motiveren vormt bovendien een fundamenteel beginsel van het Unierecht, waarvan slechts wegens dwingende overwegingen kan worden afgeweken.

(cf. punten 29 en 30)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 29 september 2005, Napoli Buzzanca/Commissie, T‑218/02, punt 57 en aldaar aangehaalde rechtspraak; 8 september 2009, ETF/Landgren, T‑404/06 P, punt 148 en aldaar aangehaalde rechtspraak

Gerecht van de Europese Unie: 27 september 2012, Applied Microengineering/Commissie, T‑387/09, punt 76

3.      De zorgplicht houdt met name in dat het bevoegde gezag, wanneer het zich uitspreekt over de situatie van een ambtenaar of functionaris en dit zelfs in het kader van de uitoefening van een ruime beoordelingsbevoegdheid, alle elementen in aanmerking neemt die zijn besluit kunnen beïnvloeden; hiertoe dient het niet alleen rekening te houden met het belang van de dienst, maar eveneens met dat van de betrokken ambtenaar of functionaris.

Dat het persoonlijk belang in aanmerking moet worden genomen van een functionaris wiens beroepsbekwaamheden onvoldoende zijn geacht, kan echter in geen geval zover gaan dat het het bevoegd gezag verboden wordt om zijn overeenkomst voor bepaalde tijd, ondanks zijn verzet, niet te verlengen, wanneer het belang van de dienst dit vereist.

(cf. punten 43 en 45)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: 27 november 2008, Klug/EMEA, F‑35/07, punt 79; 13 juni 2012, Macchia/Commissie, F‑63/11, punt 50, waartegen hogere voorziening is ingesteld bij het Gerecht van de Europese Unie, zaak T‑368/12 P; 11 juli 2012, AI/Hof van Justitie, F‑85/10, punten 167 en 168