Language of document : ECLI:EU:F:2013:185

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Tweede kamer)

21 november 2013

Zaak F‑122/12

Bruno Arguelles Arias

tegen

Raad van de Europese Unie

„Openbare dienst – Arbeidscontractant – Overeenkomst voor onbepaalde tijd – Opzegging – Post waarvoor een veiligheidsmachtiging is vereist – Machtiging geweigerd door nationale veiligheidsoverheid – Door het beroepsorgaan herzien besluit – Conclusies van de nationale veiligheidsoverheid en van het beroepsorgaan die het TAOBG niet binden”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Arguelles Arias in wezen verzoekt om nietigverklaring van het besluit van het tot het aangaan van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag (hierna: TAOBG) van de Raad van de Europese Unie van 12 januari 2012, meegedeeld op 16 januari 2012, om zijn overeenkomst van arbeidscontractant tegen 31 mei 2012 op te zeggen, en om vergoeding van de beweerdelijk geleden materiële en immateriële schade, die voorlopig op 160 181,85 EUR respectievelijk 25 000 EUR wordt geraamd.

Beslissing:      Het beroep wordt verworpen. Arguelles Arias draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Raad van de Europese Unie.

Samenvatting

1.      Beroepen van ambtenaren – Beroep tegen het besluit tot afwijzing van de klacht – Ontvankelijkheid

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

2.      Ambtenaren – Post waarvoor een veiligheidsmachtiging voor personeel van de Unie is vereist – Procedure inzake de veiligheidsmachtiging voor personeel van de Unie – Veiligheidsonderzoek van de nationale autoriteiten – Bindend karakter van de conclusies van de nationale veiligheidsoverheid en van het beroepsorgaan – Geen

(Besluit 2011/292 van de Raad, art. 15, lid 2, bijlage I, aanhangsel A)

3.      Ambtenaren – Post waarvoor een veiligheidsmachtiging voor personeel van de Unie is vereist – Procedure inzake de veiligheidsmachtiging voor personeel van de Unie – Criteria voor toegang tot gerubriceerde EU-informatie

(Besluit 2011/292 van de Raad, bijlage I)

4.      Recht van de Europese Unie – Beginselen – Rechten van de verdediging – Eerbiediging in het kader van administratieve procedures – Omvang

1.      Wanneer het besluit tot afwijzing van de klacht een heronderzoek van de situatie van de verzoeker op basis van nieuwe gegevens rechtens en feitelijk bevat of het oorspronkelijke besluit wijzigt of aanvult, vormt de afwijzing van de klacht een handeling die is onderworpen aan het toezicht van de rechter, die deze handeling in aanmerking neemt bij de beoordeling van de wettigheid van het bestreden besluit, of zelfs beschouwt als bezwarend besluit dat in de plaats van het bestreden besluit komt.

(cf. punt 38)

Referentie:

Gerecht van de Europese Unie: 21 september 2011, Adjemian e.a./Commissie, T‑325/09 P, punt 32

2.      De secretaris-generaal van de Raad is de veiligheidsautoriteit van het secretariaat-generaal, en als enige bevoegd om besluiten te nemen over het al dan niet verlenen van een veiligheidsmachtiging voor personeel van de Unie aan personeelsleden van het secretariaat-generaal.

In dit verband zijn de nationale veiligheidsoverheden of andere bevoegde nationale autoriteiten er verantwoordelijk voor dat veiligheidsonderzoeken worden uitgevoerd naar hun onderdanen, aangezien deze overheden en autoriteiten beter dan de secretaris-generaal van de Raad in staat zijn om toegang te krijgen tot informatie in de verschillende lidstaten.

Het tot aanstelling bevoegd gezag – of, wanneer het arbeidscontractanten betreft, het tot het aangaan van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag – van het secretariaat-generaal van de Raad, is evenwel niet gebonden aan de conclusies van een veiligheidsonderzoek van de nationale autoriteiten – ook niet aan de conclusies van een beroepsorgaan. Het is, zelfs wanneer de uitkomst van dat onderzoek gunstig is voor de betrokkene, niet verplicht aan hem een veiligheidsmachtiging voor personeel van de Unie te verlenen en behoudt de mogelijkheid hem deze machtiging te weigeren.

(cf. punten 53‑59)

3.      Met de procedure inzake de veiligheidsmachtiging voor personen wordt beoogd te bepalen of een persoon, gelet op diens loyaliteit en betrouwbaarheid, toegang kan worden verleend tot gerubriceerde EU-informatie. De lijst van de in het kader van een onderzoek in aanmerking te nemen criteria, die is opgenomen in bijlage I, titel III, punt 8, bij besluit 2011/292 van de Raad betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie, is niet uitputtend. Bovendien wordt, in aanvulling op de in voornoemd punt 8, sub a tot en met k, opgesomde criteria, in de punten 9 en 10 verklaard dat de financiële en medische achtergrond van de betrokkene, alsmede het karakter, het gedrag en de levenssituatie van de echtgenoot of partner dan wel van een van zijn naaste familieleden, eveneens als relevante criteria kunnen worden beschouwd.

(cf. punt 68)

4.      De eerbiediging van de rechten van de verdediging in iedere procedure tegen een persoon die tot een voor deze laatste bezwarend besluit kan leiden, is te beschouwen als een grondbeginsel van Unierecht en moet zelfs bij ontbreken van enig voorschrift betreffende de betrokken procedure in acht worden genomen. Volgens dit beginsel, dat beantwoordt aan de vereisten van behoorlijk bestuur, moet de betrokkene in staat worden gesteld naar behoren zijn standpunt kenbaar te maken over de elementen waarvan in het vast te stellen besluit te zijnen laste zou kunnen worden uitgegaan.

Wat een besluit betreft tot opzegging van een overeenkomst voor onbepaalde tijd van een arbeidscontractant, kunnen – ook al organiseert de administratie alvorens een dergelijk besluit vast te stellen géén bijeenkomst tussen het tot het aangaan van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag en de betrokken arbeidscontractant die uitsluitend gewijd is aan het verzamelen van opmerkingen van laatstgenoemde met betrekking tot de voorgenomen opzegging van zijn overeenkomst – de omstandigheden waaronder het besluit wordt vastgesteld en meegedeeld, alsmede de procedure die door de administratie wordt gevolgd om te antwoorden op de klacht, tijdens het onderzoek waarvan voornoemd besluit is heronderzocht door het tot het aangaan van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag in het licht van nieuwe gegevens rechtens en feitelijk, de betrokken arbeidscontractant in staat stellen om op doeltreffende wijze zijn standpunt naar voren te brengen met betrekking tot de gegevens die te zijnen laste in overweging zijn genomen.

(cf. punten 91 en 99)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 8 maart 2005, Vlachaki/Commissie, T‑277/03, punt 64