Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Rejonowy w Słupsku (Polen) op 11 oktober 2018 – Strafzaak tegen JI

(Zaak C-634/18)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Sąd Rejonowy w Słupsku

Partij in de strafzaak

JI

Prejudiciële vragen

Moet de Unierechtelijke norm van artikel 4, lid 2, onder a), gelezen in samenhang met artikel 2, lid 1, onder c), van kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad van 25 oktober 2004 betreffende de vaststelling van minimumvoorschriften met betrekking tot de bestanddelen van strafbare feiten en met betrekking tot straffen op het gebied van de illegale drugshandel1 aldus worden opgevat dat deze bepaling zich er niet tegen verzet dat het begrip „grote hoeveelheden drugs” telkenmale door de nationale rechter wordt uitgelegd op grond van een individuele beoordeling, en vereist een dergelijke beoordeling niet dat er een geobjectiveerd criterium wordt toegepast, in het bijzonder dat wordt vastgesteld dat de dader in het bezit is van drugs voor het verrichten van de handelingen in de zin van artikel 4, lid 2, onder a), van dit kaderbesluit, namelijk om drugs te produceren, aan te bieden, te koop te stellen, te distribueren, te verhandelen of af te leveren, ongeacht de voorwaarden?

Zijn de maatregelen voor rechterlijke bescherming die vereist zijn voor de waarborging van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de Unierechtelijke normen in kaderbesluit 2004/757/JBZ, en met name in artikel 4, lid 2, onder a), gelezen in samenhang met artikel 2, lid 1, onder c), daarvan – gelet op het feit dat de ustawa o przeciwdziałaniu narkomanii geen precieze formulering van het begrip „grote hoeveelheden drugs” bevat en de uitlegging van deze kwestie in iedere zaak overlaat aan het discretionaire oordeel van de rechtsprekende formatie – toereikend om Poolse burgers de doeltreffende bescherming te garanderen die voortvloeit uit de Unierechtelijke normen tot vaststelling van de minimumvoorschriften met betrekking tot de bestanddelen van strafbare feiten en met betrekking tot straffen op het gebied van de illegale drugshandel?

Is de nationale wettelijke norm van artikel 62, lid 2, van de ustawa o przeciwdziałaniu narkomanii verenigbaar met het Unierecht en, in het bijzonder, met de norm van artikel 4, lid 2, onder a), gelezen in samenhang met artikel 2, lid 1, onder c), van kaderbesluit 2004/757/JBZ en, zo ja, is de wijze waarop het begrip „grote hoeveelheid psychotrope stoffen en verdovende middelen” wordt opgevat door de Poolse nationale rechters in strijd met de Unierechtelijke regel dat er een zwaardere straf dreigt voor wie zich met het oog op de handelingen bedoeld in artikel 2, lid 1, onder c), van kaderbesluit 2004/757/JBZ schuldig heeft gemaakt aan het bezit van een grote hoeveelheid drugs?

Verzet het beginsel van gelijkheid en non-discriminatie (artikel 14 [van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens] en de artikelen 20 en 21 [van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie], gelezen in samenhang met artikel 6, lid 1, [van het Verdrag betreffende de Europese Unie]) zich niet tegen de bepaling van artikel 62, lid 2, van de ustawa o przeciwdziałaniu narkomanii, welke voorziet in een zwaardere straf voor het bezit van een grote hoeveelheid psychotrope stoffen en verdovende middelen zoals opgevat door de Poolse nationale rechters?

____________

1 PB 2004, L 335, blz. 8.