Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 13 september 2018 – C-eG / Finanzamt Z

(Zaak C-574/18)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesfinanzhof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: C-eG

Verwerende partij: Finanzamt Z

Prejudiciële vragen

Dient, in omstandigheden als die van het hoofdgeding, waarin een telersvereniging in de zin van artikel 11, lid 1, en artikel 15 van verordening (EG) nr. 2200/961 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit, goederen levert aan de bij haar aangesloten telers en daarvoor van de telers een betaling ontvangt die niet de aankoopprijs van die goederen dekt,

te worden uitgegaan van ruil met bijbetaling, aangezien de telers zich als tegenprestatie voor de handeling ten opzichte van de telersvereniging contractueel hebben verplicht om voor de duur van de oormerkingstermijn groente en fruit aan de telersvereniging te leveren, zodat de maatstaf van heffing van de handeling de door de telersvereniging aan de voorleveranciers betaalde aankoopprijs van de investeringsgoederen is?

het bedrag voor de prestatie dat feitelijk door het actiefonds aan de telersvereniging wordt betaald, voor het volledige bedrag te worden beschouwd als „subsidie die rechtstreeks verband houdt met de prijs van de handelingen” in de zin van artikel 11, A, lid 1, onder a), van de Zesde richtlijn (77/388/EEG)2 van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (Zesde richtlijn), zodat de maatstaf van heffing ook de financiële steun in de zin van artikel 15 van verordening nr. 2200/96 omvat die op basis van een operationeel programma door de bevoegde instanties aan het actiefonds is toegekend?

Indien in het licht van het antwoord op de eerste vraag als maatstaf van heffing enkel de door de telers verrichte betalingen, maar niet de leveringsverplichting en de financiële steun in aanmerking dienen te worden genomen: verzet zich, in de in de eerste vraag omschreven omstandigheden, artikel 11, A, onder a), van de Zesde richtlijn tegen een op artikel 27, lid 1, van de Zesde richtlijn gebaseerde nationale bijzondere maatregel als § 10, lid 5, eerste alinea, van het Umsatzsteuergesetz (wet op de omzetbelasting), uit hoofde waarvan de maatstaf van heffing voor de prestaties ten gunste van de telers de door de telersvereniging aan de voorleveranciers betaalde aankoopprijs van de investeringsgoederen is, aangezien de telers nauw met hen verbonden personen zijn?

Voor het geval dat de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord: Geldt dit ook indien de telers recht hebben op volledige aftrek van de voorbelasting, daar de investeringsgoederen onderworpen zijn aan herziening van de aftrek (artikel 20 van de Zesde richtlijn)?

____________

1 PB 1996, L 297, blz. 1.

2 PB 1977, L 145, blz. 1.