Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Eparchiako dikastirio Larnakas (Cyprus) op 3 september 2018 – D. Z./Blue Air - Airline Management Solutions SRL

(Zaak C-584/18)

Procestaal: Grieks

Verwijzende rechter

Eparchiako dikastirio Larnakas (rechter voor het district Larnaca, Cyprus)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: D. Z.

Verwerende partij: Blue Air - Airline Management Solutions SRL

Prejudiciële vragen

Moet besluit nr. 565/2014/EU1 aldus worden uitgelegd dat het onmiddellijk rechtsgevolgen sorteert in de vorm van, enerzijds, rechten voor particulieren met de nationaliteit van een derde land om zonder visum toegang te verkrijgen tot de lidstaat van bestemming en, anderzijds, de verplichting voor die lidstaat van bestemming om geen visum te verlangen wanneer de persoon in het bezit is van een visum of verblijfstitel vermeld op de lijst van documenten die mogen worden erkend op grond van besluit nr. 565/2014/EU, wanneer de lidstaat van bestemming zich tot de toepassing daarvan heeft verbonden?

Kan een luchtvervoerder, indien hij zelf en/of middels zijn gemachtigde vertegenwoordigers op het vliegveld van de lidstaat van vertrek met een beroep op de weigering van de autoriteiten van de lidstaat van bestemming om hem toegang te verlenen tot die staat op grond van het gestelde ontbreken van een visum, weigert een passagier te laten instappen, geacht worden te handelen als orgaan van deze staat (emanation of State), zodat de getroffen passagier zich jegens hem voor een rechterlijke instantie van de lidstaat van vertrek kan beroepen op besluit nr. 565/2014/EU om aan te tonen dat hij zonder nader visum recht van toegang had en om schadevergoeding te vorderen wegens de schending van dat recht en derhalve inbreuk op de vervoersovereenkomst?

Kan een luchtvervoerder zelf en/of middels zijn gemachtigde vertegenwoordigers met een beroep op weigering van toegang tot de lidstaat van bestemming door de autoriteiten van die staat weigeren een onderdaan van een derde land te laten instappen, zonder voorafgaande afgifte en/of overhandiging aan die persoon van enige met redenen omklede beslissing waarbij hem de toegang wordt geweigerd [zie artikel 14, lid 2, van verordening (EG) nr. 2016/3992 , voorheen artikel 13 van verordening (EG) nr. 562/2006, dat voor weigering van de toegang een met redenen omklede beslissing vereist], met het oog op de eerbiediging van de grondrechten en met name van het recht op rechterlijke bescherming van de rechten van de getroffen passagier (zie artikel 4 van dezelfde verordening)?

Moet artikel 2, onder j), van verordening (EG) nr. 261/20043 aldus worden uitgelegd dat daarbij de situatie van de toepassing van de verordening wordt uitgesloten waarin de luchtvervoerder een passagier op enig moment de instap weigert op grond van vermeende „ontoereikende reisdocumenten”? Is de uitlegging juist dat de instapweigering binnen de werkingssfeer van de verordening valt wanneer in rechte, op basis van de bijzondere omstandigheden van iedere zaak, wordt bevonden dat de reisdocumenten toereikend waren en dat de instapweigering ongerechtvaardigd of onrechtmatig was op grond van strijdigheid met het Unierecht?

Kan een passagier het recht op compensatie als bedoeld in artikel 4, lid 3, van verordening (EG) nr. 261/2004 worden ontzegd met een beroep op een beding waarbij een luchtvervoerder elke aansprakelijkheid uitsluit of beperkt in het geval van beweerde ontoereikendheid van reisdocumenten, wanneer een dergelijk beding is opgenomen in de gebruikelijke en vooraf gepubliceerde algemene voorwaarden voor de werkwijze en/of dienstverrichting van een luchtvervoerder? Staat artikel 15 in samenhang met artikel 14 van deze verordening in de weg aan de toepassing van een dergelijk beding tot beperking en/of uitsluiting van de aansprakelijkheid van de luchtvervoerder?

____________

1     Besluit nr. 565/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot instelling van een vereenvoudigde regeling voor de controle van personen aan de buitengrenzen, gebaseerd op de eenzijdige erkenning door Bulgarije, Kroatië, Cyprus en Roemenië van bepaalde documenten als gelijkwaardig met hun nationale visa voor de doorreis over hun grondgebied of een voorgenomen verblijf op hun grondgebied van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen en tot intrekking van de beschikkingen nr. 895/2006/EG en nr. 582/2008/EG (PB 2014, L 157, blz. 23).

2     Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB 2016, L 77, blz. 1).

3     Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (Voor de EER relevante tekst) - Verklaring van de Commissie (PB 2004, L 46, blz. 1).