Language of document : ECLI:EU:F:2011:24

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
(Tweede kamer)

16 maart 2011

Zaak F‑21/10

Luigi Marcuccio

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst — Ambtenaren — Beroep tot schadevergoeding — Onwettigheid — Verzending van schrijven betreffende kosten van zaak aan advocaat die verzoeker in die zaak heeft vertegenwoordigd — Beroep kennelijk rechtens ongegrond — Artikel 94 van Reglement voor de procesvoering”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarbij Marcuccio vraagt om, ten eerste, nietigverklaring van het besluit van de Commissie houdende afwijzing van zijn verzoek om vergoeding van de schade die zou zijn veroorzaakt door de verzending, aan zijn vertegenwoordiger in de zaak die tot de beschikking van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen van 17 mei 2006, Marcuccio/Commissie (T‑241/03), heeft geleid, van een schrijven betreffende de betaling van kosten in die zaak en, ten tweede, veroordeling van de Commissie tot betaling van een schadevergoeding aan hem.

Beslissing:      Het beroep wordt kennelijk rechtens ongegrond verklaard. Verzoeker zal alle kosten dragen. Verzoeker wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van 2 000 euro aan het Gerecht.

Samenvatting

1.      Ambtenaren — Beroep — Beroep tot schadevergoeding — Vordering tot nietigverklaring van precontentieus besluit houdende afwijzing van vordering tot schadevergoeding

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

2.      Procedure — Kosten — Kosten die het Gerecht voor ambtenarenzaken nodeloos of vexatoir heeft moeten maken door misbruik opleverend beroep van ambtenaar

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 94)

1.      Vorderingen tot nietigverklaring van het besluit van een instelling houdende afwijzing van een verzoek om schadevergoeding gedurende de precontentieuze fase kunnen niet onafhankelijk van de schadevorderingen worden beoordeeld.

(cf. punten 19 en 20)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 14 oktober 2004, I/Hof van Justitie, T‑256/02, punt 47, en de aangehaalde rechtspraak

2.      Op grond van artikel 94 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken kan dat Gerecht, indien een partij ten laste van hem onnodige kosten heeft veroorzaakt, met name indien het beroep een kennelijk misbruik oplevert, die partij volledig of ten dele in die kosten verwijzen, met dien verstande dat het bedrag van die kosten 2 000 EUR niet mag overschrijden.

Deze bepaling moet worden toegepast in het geval van het beroep van een ambtenaar, wiens zeer talrijke andere beroepen bij de rechters van de Unie geheel of ten dele kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk rechtens ongegrond zijn verklaard en wiens beroep duidelijk nodeloos en vexatoir is, zodat de verzoeker zonder enige rechtvaardiging voor de contentieuze weg heeft gekozen.

(cf. punten 33, 35 en 36)

Referentie:

Hof: 9 december 2009, Marcuccio/Commissie, C‑513/08 P; 9 december 2009, Marcuccio/Commissie, C‑528/08 P

Gerecht van eerste aanleg: 9 september 2008, Marcuccio/Commissie, T‑143/08; 9 september 2008, Marcuccio/Commissie, T‑144/08; 26 juni 2009, Marcuccio/Commissie, T‑114/08 P; 28 september 2009, Marcuccio/Commissie, T‑46/08 P

Gerecht van de Europese Unie: 23 maart 2010, Marcuccio/Commissie, T‑16/09 P; 28 oktober 2010, Marcuccio/Commissie, T‑32/09 P

Gerecht voor ambtenarenzaken: 11 mei 2007, Marcuccio/Commissie, F‑2/06; 6 december 2007, Marcuccio/Commissie, F‑40/06; 14 december 2007, Marcuccio/Commissie, F‑21/07; 4 november 2008, Marcuccio/Commissie, F‑18/07; 4 november 2008, Marcuccio/Commissie, F‑87/07; 18 februari 2009, Marcuccio/Commissie, F‑70/07; 31 maart 2009, Marcuccio/Commissie, F‑146/07, waartegen hogere voorziening is ingesteld bij het Gerecht van de Europese Unie, zaak T‑239/09 P; 20 juli 2009, Marcuccio/Commissie, F‑86/07, waartegen hogere voorziening is ingesteld bij het Gerecht van de Europese Unie, zaak T‑402/09 P; 7 oktober 2009, Marcuccio/Commissie, F‑122/07; 7 oktober 2009, Marcuccio/Commissie, F‑3/08