Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil supérieur de la Sécurité sociale (Luxemburg) op 19 december 2018 – EU / Caisse pour l’avenir des enfants

(Zaak C-801/18)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Conseil supérieur de la Sécurité sociale

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: EU

Verwerende partij: Caisse pour l’avenir des enfants

Prejudiciële vragen

Zijn de bevoegde socialezekerheidsautoriteiten van een eerste lidstaat (in casu de Caisse pour l’avenir des enfants - Luxemburg) uit hoofde van de Unierechtelijke verplichtingen die op hen rusten krachtens artikel 45 VWEU, richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden1 , en verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels2 , waarvan met name artikel 4, gehouden gezinsbijslagen te betalen aan een onderdaan van een tweede lidstaat, wanneer deze bevoegde autoriteiten op grond van een bilaterale internationale overeenkomst tussen de eerste lidstaat (Luxemburg) en het derde land (Brazilië) onder dezelfde voorwaarden het recht op gezinsbijslagen toekennen aan hun eigen onderdanen en inwoners?”

Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord en voor het geval dat het beginsel dat in het arrest Gottardo3 is gehanteerd ook geldt in de context van gezinsbijslagen, kan de bevoegde socialezekerheidsautoriteit, en meer in het bijzonder de bevoegde gezinsbijslagautoriteit – in casu de Caisse pour l’avenir des enfants, de nationale instelling voor gezinsbijslagen van het Groothertogdom Luxemburg – zich dan op grond van overwegingen betreffende de financiële en buitengewoon zware administratieve lasten waarmee de betrokken administratie te maken krijgt, beroepen op een objectieve reden om de ongelijke behandeling van onderdanen van de overeenkomst sluitende landen die partij zijn (bij de betrokken bilaterale overeenkomst) en van andere onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie te rechtvaardigen?

____________

1 Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158, blz. 77).

2 PB L 166, blz. 1.

3 Arrest van 15 januari 2002, Gottardo, C-55/00, EU:C:2002:16.