Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sofiyski rayonen sad (Bulgarije) op 29 mei 2020 – P / „K” EOOD

(Zaak C-229/20)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Sofiyski rayonen sad

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: P

Verwerende partij: „K” EOOD

Prejudiciële vragen

Moet artikel 3, onder g), van richtlijn 2008/48/EG1 aldus worden uitgelegd dat de vergoedingen voor nevendiensten, die bij een consumentenkredietovereenkomst zijn overeengekomen, zoals de vergoedingen voor de mogelijkheid tot uitstel van betaling en van vermindering van termijnen, deel uitmaken van het jaarlijks kostenpercentage voor het krediet?

Moet artikel 10, lid 2, onder g), van richtlijn 2008/48/EG aldus worden uitgelegd dat de onjuiste vermelding van het jaarlijks kostenpercentage in een kredietovereenkomst tussen een ondernemer en een consument als kredietnemer, moet worden beschouwd als ontbrekende vermelding van het jaarlijks kostenpercentage in de kredietovereenkomst en de nationale rechter de in het nationale recht vastgestelde rechtsgevolgen moet toepassen voor de ontbrekende vermelding van het jaarlijks kostenpercentage in een consumentenkredietovereenkomst?

Moet artikel 22, lid 4, van richtlijn 2008/48/EG aldus worden uitgelegd dat een in het nationale recht vastgestelde sanctie in de vorm van de nietigheid van de consumentenkredietovereenkomst, volgens welke alleen de verleende hoofdsom moet worden terugbetaald, evenredig is wanneer het jaarlijks kostenpercentage niet nauwkeurig is vermeld in de consumentenkredietovereenkomst?

Moet artikel 4, leden 1 en 2, van richtlijn 93/13/EEG2 aldus worden uitgelegd dat de vergoedingen voor een pakket nevendiensten, waarin is voorzien in een afzonderlijke aanvullende overeenkomst bij een consumentenkredietovereenkomst als hoofdovereenkomst, moeten worden beschouwd als onderdeel van het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst en derhalve geen voorwerp kunnen zijn van de toetsing van de oneerlijkheid?

Los van het antwoord op de derde prejudiciële vraag: moet artikel 3, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG juncto punt 1, onder o), van de bijlage bij de richtlijn, aldus worden uitgelegd dat een clausule in een overeenkomst aangaande nevendiensten bij een consumentenkrediet oneerlijk is, wanneer de consument daarin de abstracte mogelijkheid wordt geboden zijn betalingen uit te stellen en anders te plannen en hij ook vergoedingen moet betalen wanneer hij geen gebruik maakt van deze mogelijkheid?

____________

1 Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PB 2008, L 133, blz. 66).

2 Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB 1993, L 95, blz. 29).