Language of document :

Arrest van het Hof (Grote kamer) van 21 december 2011 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht - Duitsland) - Tomasz Ziolkowski C-424/10), Barbara Szeja, Maria-Magdalena Szeja, Marlon Szeja (C-425/10) / Land Berlin

(Gevoegde zaken C-424/10 en C-425/10)

(Vrij verkeer van personen - Richtlijn 2004/38/EG - Duurzaam verblijfsrecht - Artikel 16 - Legaal verblijf - Verblijf op grond van nationaal recht - Verblijf vóór toetreding van land van herkomst van betrokken burger tot Unie)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesverwaltungsgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Tomasz Ziolkowski (C-424/10), Barbara Szeja, Maria-Magdalena Szeja, Marlon Szeja (C-425/10)

Verwerende partij: Land Berlin

in aanwezigheid van: Vertreter des Bundesinteresses beim Bundesverwaltungsgericht

Voorwerp

Verzoeken om een prejudiciële beslissing - Bundesverwaltungsgericht - Uitlegging van artikel 16, lid 1, eerste zin, van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (PB L 158, blz. 77) - Burger van de Unie die overeenkomstig het recht van het gastland meer dan vijf jaar legaal in dit land heeft verbleven, maar gedurende zijn verblijf nooit aan de voorwaarden van artikel 7 van richtlijn 2004/38/EG heeft voldaan - Begrip "legaal verblijf" - Verblijf waarvan de duur alleen vijf jaar bedraagt wanneer de vóór de toetreding van het land van herkomst van de betrokkene tot de Europese Unie vervulde tijdvakken in aanmerking worden genomen - Bepaling van de noodzakelijke duur voor de verwerving van een duurzaam verblijfsrecht

Dictum

Artikel 16, lid 1, van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG, moet aldus worden uitgelegd dat een burger van de Unie die meer dan vijf jaar in het gastland heeft verbleven op de enkele grondslag van het nationale recht van dit laatste, niet kan worden geacht het duurzame verblijfsrecht overeenkomstig deze bepaling te hebben verkregen, wanneer hij tijdens dit verblijf niet aan de voorwaarden van artikel 7, lid 1, van deze richtlijn heeft voldaan.

Ook perioden van verblijf van een burger van een derde land in een lidstaat vóór de toetreding van dit derde land tot de Europese Unie moeten, bij gebreke van specifieke bepalingen in de toetredingsakte, worden meegerekend met het oog op de verkrijging van het duurzame verblijfsrecht in de zin van artikel 16, lid 1, van richtlijn 2004/38, voor zover die perioden in overeenstemming met de voorwaarden van artikel 7, lid 1, ervan zijn vervuld.

____________

1 - PB C 301 van 6.11.2010.