Language of document : ECLI:EU:F:2010:52

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
(Tweede kamer)

15 juni 2010

Zaak F‑45/09

Maddalena Lebedef-Caponi

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst — Ambtenaren — Beoordeling — Loopbaanontwikkelingsrapport — Beoordelingsjaar 2007 — Beroep tot nietigverklaring — Kennelijk onjuiste beoordeling — Personeelsvertegenwoordigers — Advies van ad-hocgroep”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA, waarmee Lebedef-Caponi vraagt om nietigverklaring van haar loopbaanontwikkelingsrapport over de periode van 1 januari tot en met 31 december 2007.

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Verzoekster wordt verwezen in de kosten.

Samenvatting

1.      Ambtenaren — Beoordeling — Loopbaanontwikkelingsrapport

(Ambtenarenstatuut, art. 43)

2.      Ambtenaren — Beroep — Middel ontleend aan onbevoegdheid van degene die bezwarend besluit heeft vastgesteld — Vaststelling ambtshalve

3.      Ambtenaren — Beoordeling — Loopbaanontwikkelingsrapport —
Vaststelling — Ambtenaren die functie op gebied van personeelsvertegenwoordiging uitoefenen

(Ambtenarenstatuut, art. 43)

4.      Ambtenaren — Beoordeling — Loopbaanontwikkelingsrapport —
Vaststelling — Ambtenaren die functie op gebied van personeelsvertegenwoordiging uitoefenen

(Ambtenarenstatuut, art. 43)

1.      Het staat niet aan het Gerecht voor ambtenarenzaken om zijn oordeel in de plaats te stellen van dat van degenen die het werk van de beoordeelde persoon moeten beoordelen. De instellingen van de Unie beschikken immers over een ruime beoordelingsvrijheid om het werk van hun ambtenaren te beoordelen. Waardeoordelen die in loopbaanontwikkelingsrapporten over ambtenaren worden uitgebracht zijn niet vatbaar voor controle door de rechter; deze kan zich slechts uitspreken over eventuele vormgebreken, over kennelijke fouten in de beoordeling door de administratie en over eventueel misbruik van bevoegdheid.

(cf. punt 32)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 18 oktober 2005, Leite Mateus/Commissie, T‑51/04, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 51; 13 juli 2006, Andrieu/Commissie, T‑285/04, JurAmbt. blz. I‑A‑2‑161 en II‑A‑2‑775, punt 99

2.      Het middel ontleend aan de onbevoegdheid van degene die een bezwarende handeling heeft verricht, is een middel van openbare orde dat het Gerecht voor ambtenarenzaken in elk geval ambtshalve dient te onderzoeken.

(cf. punt 38)

Referentie:

Hof: 13 juli 2000, Salzgitter/Commissie, C‑210/98 P, Jurispr. blz. I‑5843, punt 56

Gerecht van eerste aanleg: 27 februari 1992, BASF e.a./Commissie, T‑79/89, T‑84/89–T‑86/89, T‑89/89, T‑91/89, T‑92/89, T‑94/89, T‑96/89, T‑98/89, T‑102/89 en T‑104/89, Jurispr. blz. II‑315, punt 31

3.      Ofschoon de beoordelaars van een ambtenaar die een functie op het gebied van de personeelsvertegenwoordiging uitoefent op grond van artikel 6, lid 3, sub c, van de door de Commissie vastgestelde algemene uitvoeringsbepalingen van artikel 43 van het Statuut de ad-hoc groep voor de beoordeling moeten raadplegen en bij de opstelling van het loopbaanontwikkelingsrapport rekening moeten houden met het advies van die groep, zijn zij niet verplicht om dat advies te volgen. Volgen zij het niet, dan moeten zij uiteenzetten waarom zij van dit advies zijn afgeweken, zodat door de opneming van het advies van de ad-hoc groep bij het loopbaanontwikkelingsrapport op zich niet kan worden geacht te zijn voldaan aan het motiveringsvereiste.

Bovendien volgt uit geen enkele bepaling van het Statuut of van de algemene uitvoeringsbepalingen dat de verplichting van de beoordelaars om rekening te houden met het advies van de ad-hoc groep hun zou verplichten om een ambtenaar bijzondere punten te geven naast de punten die zijn bedoeld om de in het kader van zijn ambt uitgeoefende werkzaamheden te beoordelen.

(cf. punten 45 en 48)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 5 november 2003, Lebedef/Commissie, T‑326/01, JurAmbt. blz. I‑A‑273 en II‑1317, punt 55; 5 november 2003, Lebedef-Caponi/Commissie, T‑98/02, JurAmbt. blz. I‑A‑277 en II‑1343, punt 50; 25 oktober 2005, Fardoom en Reinard/Commissie, T‑43/04, JurAmbt. blz. I‑A‑329 en II‑1465, punt 87; 17 mei 2006, Lavagnoli/Commissie, T‑95/04, JurAmbt. blz. I‑A‑2‑121 en II‑A‑2‑569, punt 84

Gerecht voor ambtenarenzaken: 13 december 2007, Diomede Basili/Commissie, F‑108/06, JurAmbt. blz. I-A-1-447 en II-A-1-2515, punten 37 en 47

4.      In het kader van activiteiten op het gebied van de personeelsvertegenwoordiging in de zin van artikel 6, lid 3, sub c, van de door de Commissie vastgestelde algemene uitvoeringsbepalingen van artikel 43 van het Statuut kan geen rekening worden gehouden met de uitoefening van een functie waarvoor een ambtenaar door de administratie en niet door het personeelscomité of een vak‑ of beroepsorganisatie is aangewezen. Het, inderdaad betreurenswaardige, ontbreken van een specifieke bepaling op grond waarvan de beoordelaars rekening zouden kunnen houden met dergelijke activiteiten kan echter niet leiden tot een uitlegging die kennelijk in strijd is met de tekst van de bepalingen van artikel 6, lid 3, sub c, van de algemene uitvoeringsbepalingen welke zijn aangevuld bij bijlage I bij die bepalingen.

(cf. punt 57)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: Diomede Basili/Commissie, reeds aangehaald, punt 35