Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk) op 20 februari 2019 – Pensionsversicherungsanstalt / CW

(Zaak C-135/19)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberster Gerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster tot Revision: Pensionsversicherungsanstalt

Verweerster in Revision: CW

Prejudiciële vragen

Dient de Oostenrijkse revalidatie-uitkering volgens de bepalingen van verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels1 te worden aangemerkt

–    als prestatie bij ziekte in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), van de verordening,

als uitkering bij invaliditeit in de zin van artikel 3, lid 1, onder c), van de verordening, of

als uitkering bij werkloosheid in de zin van artikel 3, lid 1, onder h), van de verordening?

Dient verordening (EG) nr. 883/2004 tegen de achtergrond van het primaire recht aldus te worden uitgelegd dat een lidstaat als voormalige woonstaat en werkstaat verplicht is om uitkeringen als de Oostenrijkse revalidatie-uitkering te betalen aan een persoon die in een andere lidstaat woont, als deze persoon het merendeel van de tijdvakken van verzekering betreffende de takken ziekte en pensioen heeft vervuld als werknemer in die andere lidstaat (na de verplaatsing van de woonplaats naar deze lidstaat die jaren geleden heeft plaatsgevonden) en sindsdien geen uitkeringen heeft ontvangen uit hoofde van de ziektekosten- of pensioenverzekering van de voormalige woon- en werkstaat?

____________

1 PB 2004, L 166, blz. 1.