Language of document : ECLI:EU:F:2008:24

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Eerste kamer)

van 25 februari 2008

Zaak F‑85/07

Ana Anselmo e.a.

tegen

Raad van de Europese Unie

„Openbare dienst – Ambtenaren – Aanwerving – Aanstelling – Indeling in rang – Geslaagde kandidaten van intern vergelijkend onderzoek – Nieuw feit – Geen – Kennelijke niet-ontvankelijkheid”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens de artikelen 236 EG en 152 EA, waarbij Anselmo en tien andere ambtenaren van de Raad, kort samengevat, nietigverklaring vorderen van de besluiten van de Raad om bij de aanstelling van de betrokkenen in de categorie B*, de anciënniteit in rang die zij in de categorieën C of D hadden verworven te doen vervallen.

Beslissing: Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Elke partij draagt haar eigen kosten.

Samenvatting

1.      Procedure – Ontvankelijkheid van beroepen – Beoordeling aan de hand van op het moment van indiening van het verzoekschrift geldende regels

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 76)

2.      Ambtenaren – Beroep – Voorafgaande administratieve klacht – Termijnen

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

1.      De regel van artikel 76 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken dat het Gerecht een beroep dat kennelijk gedoemd is te worden verworpen, bij beschikking kan verwerpen, is weliswaar een procesregel die als zodanig vanaf de datum van inwerkingtreding ervan voor alle bij het Gerecht aanhangige gedingen geldt, doch dit geldt niet voor de rechtsregels op basis waarvan het Gerecht krachtens dit artikel onderzoekt of een beroep al dan niet ontvankelijk is en die slechts de regels kunnen zijn die op de datum van de instelling van het beroep gelden.

(cf. punt 17)

2.      Een feit kan slechts nieuwe beroepstermijnen doen ingaan indien het aan twee voorwaarden voldoet, namelijk dat het „de situatie rechtens of feitelijk wijzigt”en „een wezenlijke wijziging kan brengen in de situatie van degene die herziening van een definitief geworden besluit wil krijgen”.

De bekendmaking, door een instelling, van een mededeling aan het personeel waarin slechts wordt herinnerd aan de draagwijdte van de statutaire bepalingen en van interne regels, zonder daar iets aan toe te voegen, en waarin slechts de toepassing wordt bevestigd van regels die zonder die mededeling hoe dan ook zouden zijn toegepast, kan niet worden aangemerkt als een nieuw feit.

(cf. punten 25 en 28)

Referentie:

Hof: 13 november 1986, Becker/Commissie, 232/85, Jurispr. blz. 3401, punt 10

Gerecht van eerste aanleg: 7 februari 1991, Williams/Rekenkamer, T‑58/89, Jurispr. blz. II‑77, punten 46‑48; 7 februari 2001, Inpesca/Commissie, T‑186/98, Jurispr. blz. II‑557, punt 51; 3 oktober 2006, Nijs/Rekenkamer, T‑171/05, JurAmbt. blz. I‑A-2-195 en II-A-2-999, punt 24

Gerecht voor ambtenarenzaken: 16 januari 2007, Genette/Commissie, F‑92/05, JurAmbt. blz. I‑A-1-1 en II-A-1-1, punt  61