Language of document :

Arrest van het Hof (Grote kamer) van 23 november 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg - Duitsland) - Land Baden-Württemberg / Panagiotis Tsakouridis

(Zaak C-145/09)1

(Vrij verkeer van personen - Richtlijn 2004/38/EG - Artikelen 16, lid 4, en 28, lid 3, sub a - Burger van Unie die is geboren in gastlidstaat en er meer dan 30 jaar heeft verbleven - Perioden van afwezigheid uit gastlidstaat - Strafrechtelijke veroordelingen - Besluit tot verwijdering - Dwingende redenen van openbare veiligheid)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Land Baden-Württemberg

Verwerende partij: Panagiotis Tsakouridis

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing - Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg - Uitlegging van artikelen 16, lid 4, en 28, lid 3, sub a, van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158, blz. 77 en rectificaties PB L 229, blz. 35, PB L 197, blz. 34, alsook PB L 204, blz. 28) - Besluit tot verwijdering van burger van Unie die in gastlidstaat is geboren en aldaar meer dan 30 jaar heeft gewoond, wegens meerdere strafrechtelijke veroordelingen - Uitlegging van begrip "ernstige redenen van openbare veiligheid" en van omstandigheden die leiden tot verlies van uit hoofde van eerdergenoemde bepaling verkregen verwijderingsbescherming.

Dictum

Artikel 28, lid 3, sub a, van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG moet aldus worden uitgelegd dat om te bepalen of een burger van de Unie gedurende de tien jaar voorafgaande aan het verwijderingsbesluit in de gastlidstaat heeft verbleven - het beslissend criterium voor de toekenning van de door deze bepaling verleende verhoogde verwijderingsbescherming -, per geval rekening moet worden gehouden met alle relevante aspecten, met name de duur van alle afwezigheden van de belanghebbende uit de gastlidstaat, de gecumuleerde duur en de frequentie van deze afwezigheden, alsook de beweegredenen van de belanghebbende toen hij deze lidstaat verliet, waaruit kan worden afgeleid of door deze afwezigheden het centrum van zijn persoonlijke, beroeps-, bedrijfs- of familiebelangen is verplaatst.

Voor het geval de verwijzende rechter tot de conclusie komt dat de betrokken burger van de Unie de bescherming van artikel 28, lid 3, van richtlijn 2004/38 geniet, moet deze bepaling aldus worden uitgelegd dat de bestrijding van de georganiseerde drugscriminaliteit kan vallen onder het begrip "dwingende redenen van openbare veiligheid", die een maatregel van verwijdering van een burger van de Unie die de voorgaande tien jaar in de gastlidstaat heeft verbleven, kunnen rechtvaardigen. Voor het geval de verwijzende rechter concludeert dat de betrokken burger van de Unie de bescherming van artikel 28, lid 2, van richtlijn 2004/38 geniet, moet deze bepaling aldus worden uitgelegd dat de bestrijding van de georganiseerde drugscriminaliteit onder het begrip "ernstige redenen van openbare orde of openbare veiligheid" valt.

____________

1 - PB C 153 van 04.07.2009.