Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 11 september 2019 door Bruno Gollnisch tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 11 juli 2019 in zaak T-95/18, Gollnisch/Parlement

(Zaak C-676/19 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirant: Bruno Gollnisch (vertegenwoordiger: B. Bonnefoy-Claudet, avocat)

Andere partijen in de procedure: Europees parlement, Raad van de Europese Unie

Conclusies

het arrest van het Gerecht van 11 juli 2019 (T-95/18) vernietigen;

de zaak terugverwijzen naar het Gerecht;

rekwirant 12 500 EUR aan proceskosten toekennen;

het Parlement verwijzen in de kosten.

Voor het geval dat de hogere voorziening ontvankelijk wordt verklaard, verzoekt rekwirant het Hof tevens:

indien het Hof zich voldoende geïnformeerd acht, uitspraak ten gronde doen;

het besluit van het Bureau van het Parlement van 23 oktober 2017 nietig verklaren;

de vorderingen van rekwirant in eerste aanleg toewijzen;

het Parlement verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

1. Eerste middel: toepassing, met terugwerkende kracht, van latere rechtspraak om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, ten nadele van rekwirant

Bij het bestreden arrest is het beroep verworpen op grond van een onrechtmatige toepassing, met terugwerkende kracht, van rechtspraak van het Hof die dateert van na de instelling van het beroep, ten nadele van rekwirant, terwijl het beroep in de eerdere situatie uitdrukkelijk werd omschreven als ontvankelijk.

2. Tweede middel: weigering om artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens toe te passen

Het Gerecht heeft de toepasselijkheid van deze twee artikelen op het geding afgewezen, terwijl uit artikel 52 van het Handvest en uit de uitlegging van die twee artikelen in de rechtspraak van het Hof volgde dat zij relevant waren.

3. Derde middel: onjuiste uitlegging van de rechtspraak inzake het recht om te worden gehoord

In het bestreden arrest wordt ten onrechte verwezen naar een arrest van het Hof ter betwisting van het recht van rekwirant op een hoorzitting, terwijl dat arrest enkel betrekking had op partijen die interveniëren in een specifieke en marginale procedure, die overigens een hoorzitting toestond.

4. Vierde middel: tegenstrijdige motivering en schending van de rechten van verdediging

Om een document dat gedurende de litigieuze procedure niet aan rekwirant is overgelegd, als rechtmatig te beschouwen, heeft het Gerecht dit document op tegenstrijdige wijze gekwalificeerd, waardoor de rechten van verdediging zijn geschonden.

____________