Language of document : ECLI:EU:F:2008:111

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Tweede kamer)

11 september 2008

Zaak F‑121/06

David Spee

tegen

Europese Politiedienst (Europol)

„Openbare dienst – Personeel van Europol – Bezoldiging – Artikelen 28 en 29 van Statuut voor de personeelsleden van Europol – Salaristrappen toegekend op basis van beoordeling – Retroactiviteit van toe te passen regels – Berekeningsmethode”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 40, lid 3, van de Overeenkomst op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-overeenkomst) en artikel 93, lid 1, van het Statuut voor de personeelsleden van Europol, waarbij Spee vraagt om nietigverklaring van het besluit van de directeur van Europol van 5 juli 2006 houdende afwijzing van zijn klacht tegen het besluit van de directeur om hem slechts een verhoging van één salaristrap toe te kennen alsmede om veroordeling van Europol om hem met ingang van 1 november 2005 een verhoging van twee salaristrappen toe te kennen.

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Personeelsleden van Europol – Beroep – Voorwaarden voor ontvankelijkheid

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91; Statuut voor de personeelsleden van Europol, art. 92, leden 1 en 2, en 93)

2.      Ambtenaren – Personeelsleden van Europol – Tweejaarlijkse plaatsing in hogere salaristrap

(Ambtenarenstatuut, art. 45; Statuut voor de personeelsleden van Europol, art. 28 en 29)

1.      Volgens de artikelen 92 en 93 van het Statuut voor de personeelsleden van Europol, die in dezelfde bewoordingen zijn gesteld als de artikelen 90 en 91 van het Statuut van de ambtenaren, is het door een personeelslid van Europol ingesteld beroep tegen een besluit van zijn directeur slechts ontvankelijk indien de betrokkene eerst een klacht bij die directeur heeft ingediend en deze uitdrukkelijk of stilzwijgend is afgewezen. Elke grief die niet in de voorafgaande administratieve klacht is aangevoerd moet niet-ontvankelijk worden verklaard. Die klacht wordt niet ingediend wanneer zij aan Europol wordt verzonden, maar wanneer hij deze ontvangt.

(cf. punten 30, 31 en 55)

Referentie:

Hof: 26 november 1981, Michel/Parlement, 195/80, Jurispr. blz. 2861, punten 8 en 13; 17 januari 1989, Vainker/Parlement, 293/87, Jurispr. blz. 23, punt 7; 26 januari 1989, Koutchoumoff/Commissie, 224/87, Jurispr. blz. 99, punt 7

Gerecht van eerste aanleg: 29 maart 1990, Alexandrakis/Commissie, T‑57/89, Jurispr. blz. II‑143, punten 8 en 9; 27 november 1990, Kobor/Commissie, T‑7/90, Jurispr. blz. II‑721, punten 34 en 35; 28 mei 1997, Burban/Parlement, T‑59/96, JurAmbt. blz. I‑A‑109 en II‑331, punten 31 en 33

Gerecht voor ambtenarenzaken: 15 mei 2006, Schmit/Commissie, F‑3/05, JurAmbt. blz. I‑A‑1‑19 en II‑A‑1‑33, punt 28; 17 juli 2007, Hartwig/Parlement en Commissie, F‑141/06, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 28

2.      Het bij Europol ingevoerde systeem voor de bepaling van de rangen en de salaristrappen voorziet in twee verschillende exercities, waarvan de toepasselijke rechtsregeling verschilt, namelijk enerzijds de beoordeling, waartoe wordt overgegaan volgens artikel 28 van het Statuut voor de personeelsleden van Europol en, anderzijds, de salaristrapverhoging, voorzien in artikel 29 van dat statuut, die te vergelijken is met de bevordering in de zin van artikel 45 van het Statuut van de ambtenaren. Geen enkele regel schrijft voor dat de salaristrapverhoging wordt geregeld door de beoordelingsregels die ten tijde van de opstelling van de beoordeling golden. Worden de interne voorschriften van Europol op het gebied van de salaristrapverhoging na de beoordeling gewijzigd, dan wordt het relevante rechtskader voor de vaststelling van een besluit tot salaristrapverhoging, bij gebreke van een overgangsbepaling, dus gevormd door de interne voorschriften die ten tijde van de vaststelling van dat besluit gelden.

(cf. punten 40, 44 en 46)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 22 maart 2006, Mausolf/Europol, T‑209/02 en T‑210/04, JurAmbt. blz. I‑A‑2‑79 en II‑A‑2‑335, punten 63 en 64