Language of document :

Beroep ingesteld op 10 mei 2006 - Davis e.a. tegen Raad

(Zaak F-54/06)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekers: John Davis (Bolton, Verenigd Koninkrijk), Svend Mikkelsen (Sabro, Denemarken), Dorrit Pedersen (Kopenhagen, Denemarken) en Margareta Strandberg (Axminster, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: S. Orlandi, A. Coolen, J.-N. Louis en E. Marchal, advocaten)

Verweerder: Raad van de Europese Unie

Conclusies van verzoekers

nietigverklaring van de besluiten van de Raad tot vaststelling van de pensioenrechten van verzoekers, voorzover geen correctiecoëfficiënt wordt toegepast op het deel van hun pensioenrechten dat is verworven na 30 april 2004, en de correctiecoëfficiënt die wordt toegepast op het deel van hun pensioenrechten dat vóór 30 april 2004 is verworven, verschilt van die welke wordt toegepast op de bezoldiging van ambtenaren die in het Verenigd Koninkrijk of in Denemarken werken;

de Raad van de Europese Unie te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekers, gewezen ambtenaren van de Europese gemeenschappen met verblijfplaats in het Verenigd Koninkrijk of in Denemarken, zijn vóór de inwerkingtreding van het nieuwe Statuut met pensioen gegaan.

Zij beroepen zich op de onwettigheid van artikel 82 van het Statuut, van de artikelen 1, lid 3, en 3, lid 5, van bijlage XI bij het Statuut en van artikel 20 van bijlage XIII bij het Statuut, die op 1 mei 2004 in werking zijn getreden.

Zij stellen tevens schending van het beginsel van gelijke behandeling en van non-discriminatie omdat ambtenaren die na 1 mei 2004 met pensioen zijn gegaan, ingevolge bovengenoemde bepalingen niet de garantie hebben dat hun koopkracht gelijk blijft ongeacht hun verblijfplaats. Evenmin hebben zij, bij gelijke bezoldiging, dezelfde koopkracht als hun collega's die nog werken, aangezien de op hun pensioen toegepaste correctiecoëfficiënt wordt berekend op basis van het land, terwijl de correctiecoëfficiënt die wordt toegepast op de bezoldiging van hun nog werkende collega's wordt berekend op basis van de hoofdstad.

Verder betogen verzoekers dat hun verworven rechten en het vertrouwensbeginsel zijn geschonden aangezien zij erop mochten vertrouwen dat hun pensioenrechten zouden worden berekend overeenkomstig de regels die op het ogenblik van hun indiensttreding en gedurende bijna hun gehele loopbaan golden.

Ten slotte stellen zij schending van het beginsel van vrij verkeer en vrije vestiging van werknemers omdat door de afschaffing van de op het totaalbedrag van hun pensioen toepasselijke correctiecoëfficiënt, hun vrijheid om het centrum van hun belangen te kiezen niet langer gewaarborgd is, aangezien deze keuze in voorkomend geval wordt afgestraft met een vermindering van hun koopkracht ten opzichte van die van hun collega's die verblijven op plaatsen waar de levenskosten minder hoog zijn.

____________