Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Raad van State (België) op 28 februari 2019 – H. A. / Belgische Staat

(Zaak C-194/19)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Raad van State

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: H. A.

Verwerende partij: Belgische Staat

Prejudiciële vraag

Moet artikel 27 van verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend1 (herschikking), zowel afzonderlijk als in samenhang met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aldus worden uitgelegd dat het de nationale rechter de verplichting oplegt om, teneinde het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel te waarborgen, in voorkomend geval rekening te houden met elementen die dateren van na het besluit tot „Dublin-overdracht”?

____________

1 PB 2013, L 180, blz. 31.