Language of document : ECLI:EU:F:2011:149

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
(Eerste kamer)

26 september 2011

Zaak F‑23/06

Roberto Abad-Villanueva e.a.

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Ambtenaren – Aanstelling – Artikel 5, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut – Interne vergelijkende onderzoeken voor de overgang van categorie die vóór 1 mei 2004 zijn bekendgemaakt – Kandidaten die vóór 1 mei 2006 op reservelijsten zijn geplaatst – Indeling in rang – Behoud van vermenigvuldigingsfactor – Verlies van bevorderingspunten”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA, waarbij Abad-Villanueva en aanvankelijk negentien andere ambtenaren van de Commissie, die zijn geslaagd voor interne vergelijkende onderzoeken voor de overgang van categorie waarvan de aankondigingen vóór 1 mei 2004 zijn bekendgemaakt, vragen om nietigverklaring van de besluiten om hen in een hogere categorie aan te stellen, voor zover zij daarbij in rang zijn ingedeeld, de vermenigvuldigingsfactor voor hen blijft gehandhaafd en hun bevorderingspunten worden ingetrokken.

Beslissing:      Het beroep wordt verworpen. Elke partij draagt haar eigen kosten. De Raad, interveniënt, zal zijn eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Loopbaan – Invoering van overgangsregels voor overgang van oud naar nieuw loopbaanstelsel van ambtenaren – Regels voor indeling in rang

(Ambtenarenstatuut, art. 35; bijlage XIII, art. 2, lid 1, en 8)

2.      Ambtenaren – Aanwerving – Aanstelling in rang – Aanstelling in rang van in aankondiging van vergelijkend onderzoek aangegeven functiegroep – Invoering van nieuwe loopbaanstructuur bij verordening nr. 723/2004 – Overgangsbepalingen voor indeling in rang

(Ambtenarenstatuut, art. 31; bijlage XIII, art. 5, lid 2)

3.      Ambtenaren – Loopbaan – Invoering van overgangsregels voor overgang van oud naar nieuw loopbaanstelsel van ambtenaren – Regels voor indeling in rang

(Ambtenarenstatuut, art. 45, lid 2; bijlage XIII, art. 5, lid 2)

4.      Recht van de Unie – Beginselen – Bescherming van gewettigd vertrouwen – Voorwaarden

5.      Ambtenaren – Aanwerving – Aanstelling in rang – Invoering van nieuwe loopbaanstructuur bij verordening nr. 723/2004 – Overgangsbepalingen voor indeling in rang

(Ambtenarenstatuut, art. 31; bijlage XIII, art. 2, lid 1)

6.      Ambtenaren – Aanwerving – Aanstelling in rang – Invoering van nieuwe loopbaanstructuur bij verordening nr. 723/2004 – Overgangsbepalingen voor indeling in rang

(Ambtenarenstatuut; verordening nr. 723/2004 van de Raad)

7.      Ambtenaren – Bezoldiging – Overgangsregels die na inwerkingtreding van verordening nr. 723/2004 gelden – Bepaling van rang en vermenigvuldigingsfactor

(Ambtenarenstatuut, art. 45 bis; bijlage XIII, art. 2, 5, lid 2, 7 en 8)

8.      Ambtenaren – Bevordering – Verandering van categorie na intern vergelijkend onderzoek – Recht op behoud van bevorderingspunten – Geen

(Ambtenarenstatuut, art. 45, 45 bis, en 110, lid 1; bijlage XIII, art. 5)

1.      Artikel 2, lid 1, van bijlage XIII bij het Ambtenarenstatuut bepaalt dat onverminderd artikel 8 van die bijlage op 1 mei 2004 de rangen van de ambtenaren die zich in een van de in artikel 35 van het Statuut genoemde standen bevinden, worden gewijzigd zoals aangegeven in de in die bepaling opgenomen tabel, die voor elke oude rang de overeenkomende nieuwe (voorlopige) rang specificeert.

Uit de bewoordingen van artikel 2, lid 1, van bijlage XIII bij het Statuut volgt dus dat deze bepaling alleen betrekking heeft op personen die op 1 mei 2004 reeds de hoedanigheid van ambtenaar hadden en waren ingedeeld in één van de rangen die in de kolom „oude rang” worden genoemd.

De rangen in de tabel van artikel 2, lid 1, van bijlage XIII bij het Statuut zijn immers de oude rangen van de ambtenaren die vóór 1 mei 2004 in dienst zijn, welke worden omgezet in nieuwe (voorlopige) rangen. Artikel 2, lid 1, van bijlage XIII bij het Statuut heeft uitsluitend tot doel, op 1 mei 2004 de rangen te herbenoemen van de personen die op 30 april 2004 de hoedanigheid van ambtenaar hadden, teneinde de nieuwe loopbaanstructuur, die op 1 mei 2006 volledig in werking zou treden, op hen van toepassing te doen zijn, en aan dit artikel kan dus geen reikwijdte worden toegekend die verder gaat dan de vaststelling van dat tijdelijke verband. Deze bepaling diende dus niet te worden toegepast voor de vaststelling van de indeling in rang van ambtenaren wier aanstelling in de hogere categorie pas in 2005 heeft plaatsgevonden, gelet op hun hoedanigheid van geslaagde kandidaten van interne vergelijkende onderzoeken voor de overgang van categorie waarvan de examens hebben plaatsgevonden na 1 mei 2004.

(cf. punten 50‑52)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 11 juli 2007, Centeno Mediavilla e.a./Commissie, T‑58/05, punt 112

Gerecht voor ambtenarenzaken: 30 september 2010, De Luca/Commissie, F‑20/06, punt 91, waartegen hogere voorziening is ingesteld bij het Gerecht van de Europese Unie, zaak T‑563/10 P

2.      Artikel 31, lid 1, van het Ambtenarenstatuut bepaalt dat de geslaagde kandidaten van een vergelijkend onderzoek worden aangesteld in de rang van de functiegroep vermeld in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek waartoe zij zijn toegelaten.

Ofschoon uit deze bepaling noodzakelijkerwijs moet worden afgeleid dat geslaagde kandidaten van interne vergelijkende onderzoeken moeten worden aangesteld in de rang die is vermeld in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek op basis waarvan zij zijn aangeworven, kon de vaststelling van het niveau van de te vervullen ambten en van de voorwaarden om geslaagde kandidaten in die ambten aan te stellen, waartoe de betrokken instelling in het kader van de bepalingen van het oude Statuut was overgegaan toen zij de aankondigingen van vergelijkend onderzoek opstelde, geen gevolgen meer hebben na de datum van 1 mei 2004 die de wetgever van de Unie had gekozen voor de inwerkingtreding van de nieuwe loopbaanstructuur van de ambtenaren.

De afschaffing per 1 mei 2004 van de rangen van indeling in de loopbanen zoals die in de aankondigingen van vergelijkende onderzoeken waren vermeld, welke het gevolg was van de invoering van het nieuwe loopbaanstelsel, was voor de wetgever aanleiding om de overgangsbepalingen van bijlage XIII bij het Statuut en, in het bijzonder, artikel 5, lid 2, vast te stellen teneinde de indeling in rang te bepalen van geslaagde kandidaten van vergelijkende onderzoeken voor de overgang van categorie die vóór 1 mei 2006 op reservelijsten waren geplaatst, maar wier overgang naar de nieuwe categorie na 1 mei 2004 heeft plaatsgevonden.

Het is juist dat de in artikel 5, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut vastgelegde indelingen in rang niet overeenkomen met de rangen die zijn aangegeven in de aankondigingen van interne vergelijkende onderzoeken die vóór 1 mei 2004 zijn bekendgemaakt en dat deze bepaling afwijkt van de regel opgenomen in artikel 31 van het Statuut, welke is overgenomen van artikel 31 van het oude Statuut. Gelet op zijn doel vormt artikel 5, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut echter een overgangsbepaling met een bijzonder karakter die als zodanig voor een bepaalde categorie ambtenaren kan afwijken van de algemene regel van artikel 31 van het Statuut. Wat de loopbaan van ambtenaren betreft, kunnen de vereisten in verband met de overgang van de ene wijze van beheer naar de andere, de administratie immers ertoe dwingen om tijdelijk en binnen bepaalde grenzen af te wijken van de strikte toepassing van de regels en beginselen van permanente waarde die gewoonlijk op de betrokken situaties van toepassing zijn.

(cf. punten 53‑55 en 60)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: Centeno Mediavilla e.a./Commissie, reeds aangehaald, punten 109 en 110

Gerecht voor ambtenarenzaken: De Luca/Commissie, reeds aangehaald, punt 86, en aangehaalde rechtspraak

3.      Artikel 5, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut heeft betrekking op ambtenaren die vóór 1 mei 2006 waren geplaatst op een lijst van kandidaten die geschikt waren voor de overgang naar een andere categorie en die na 1 mei 2004 daadwerkelijk zijn overgegaan naar een andere categorie. Volgens artikel 45, lid 2, van het oude Statuut kon de overgang van ambtenaren of personeelsleden naar een andere categorie alleen plaatsvinden na een vergelijkend onderzoek. Het kan dus per definitie alleen gaan om een intern vergelijkend onderzoek. Door precies de ambtenaren te vermelden die zijn geplaatst op een lijst van kandidaten die geschikt zijn om naar een andere categorie over te gaan, heeft de wetgever van de Unie bewust de ambtenaren op het oog gehad die met succes hadden deelgenomen aan dit specifieke soort vergelijkend onderzoek. Hieruit moet worden afgeleid dat artikel 5, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut uitsluitend de ambtenaren betreft die na een intern vergelijkend onderzoek van categorie veranderen.

(cf. punten 57 en 58)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: 28 oktober 2010, Kay/Commissie, F‑113/05, punten 52 en 54

4.      Het recht om zich te beroepen op bescherming van het gewettigd vertrouwen komt toe aan iedere particulier die zich in een situatie bevindt waarin de administratie van de Unie, door hem nauwkeurige, onvoorwaardelijke, en onderling overeenstemmende toezeggingen te doen afkomstig van bevoegde en betrouwbare bronnen, gegronde verwachtingen bij hem heeft gewekt.

Er kan echter geen beroep worden gedaan op schending van dit beginsel wanneer de administratie geen nauwkeurige toezeggingen heeft gedaan.

(cf. punten 78 en 79)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 19 maart 2003, Innova Privat-Akademie/Commissie, T‑273/01, punt 26, en aangehaalde rechtspraak; Centeno Mediavilla e.a./Commissie, reeds aangehaald, punt 96

5.      In geval van wijziging van bepalingen van algemene toepassing en, in het bijzonder, van statutaire bepalingen, is een nieuwe regeling in beginsel onmiddellijk van toepassing op de toekomstige gevolgen van rechtsposities die, zonder evenwel volledig te zijn gevormd, onder de oude regeling zijn ontstaan.

In het kader van interne vergelijkende onderzoeken voor de overgang van categorie, betekent de plaatsing van de geslaagde kandidaten van die vergelijkende onderzoeken op reservelijsten die na de selectie worden opgesteld, slechts dat de betrokkenen in aanmerking komen om in de hogere categorie te worden aangesteld. Deze mogelijkheid sluit noodzakelijkerwijs elk verworven recht uit, daar de indeling in rang van een geslaagde kandidaat die op de reservelijst van een intern vergelijkend onderzoek is geplaatst, niet als verworven kan worden beschouwd zolang niet volgens de regels een aanstellingsbesluit jegens hem is genomen.

Ook al is een ambtenaar vóór 1 mei 2004, de datum van inwerkingtreding van verordening nr. 723/2004 tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren en van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden, geslaagd voor een intern vergelijkend onderzoek voor de overgang van categorie, zijn plaatsing op een lijst van geschikte kandidaten vóór die datum geeft hem dus geen recht om in geval van aanwerving na die datum overeenkomstig artikel 31 van het oude Statuut te worden aangesteld in de rang die in de aankondiging van vergelijkend onderzoek is vermeld of in de rang die volgens artikel 2, lid 1, van bijlage XIII bij het Statuut daarmee overeenkomt.

Een ambtenaar kan zich slechts op een verworven recht beroepen indien het rechtscheppend feit daarvan zich heeft voorgedaan onder een bepaald Statuut dat voorafging aan de wijziging van de statutaire bepalingen.

(cf. punten 84‑88)

Referentie:

Hof: 5 december 1973, SOPAD, 143/73, punt 8; 10 juli 1986, Licata/ESC, 270/84, punt 31

Gerecht van eerste aanleg: Centeno Mediavilla e.a./Commissie, reeds aangehaald, punten 52, 58 en 79‑81

6.      Er is sprake van schending van het beginsel van gelijke behandeling wanneer verschillende situaties gelijk worden behandeld of wanneer twee groepen personen wier feitelijke en rechtssituatie niet wezenlijk verschillen, op verschillende wijze worden behandeld.

Geslaagde kandidaten van een algemeen vergelijkend onderzoek die vóór 1 mei 2004, de datum van inwerkingtreding van verordening nr. 723/2004 tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren en van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden, op de lijst van geschikte kandidaten zijn geplaatst, maar pas na die datum als ambtenaar zijn aangesteld, kunnen niet worden geacht tot dezelfde categorie personen te behoren als andere geslaagde kandidaten van hetzelfde vergelijkend onderzoek die vóór 1 mei 2004 zijn aangeworven.

Geslaagde kandidaten van vóór 1 mei 2004 bekendgemaakte interne vergelijkende onderzoeken voor de overgang van categorie die na 1 mei 2004 op een reservelijst zijn geplaatst en dus pas na die datum in de hogere categorie konden worden aangesteld, behoren dus niet tot dezelfde categorie personen als geslaagde kandidaten van andere vergelijkende onderzoeken voor de overgang van categorie die vóór 1 mei 2004 in de hogere categorie zijn aangesteld.

(cf. punten 94, 96 en 97)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 25 oktober 2005, De Bustamante Tello/Raad, T‑368/03, punt 69, en aangehaalde rechtspraak; Centeno Mediavilla e.a./Commissie, reeds aangehaald, punt 80

7.      Artikel 7, lid 1, van bijlage XIII bij het Ambtenarenstatuut bepaalt dat het maandelijkse basissalaris van ambtenaren die vóór 1 mei 2004 zijn aangeworven in geen enkel opzicht verandert door de wijziging op die datum van de rangen overeenkomstig artikel 2, lid 1, van deze bijlage. Hiertoe preciseert artikel 7, lid 2, dat voor iedere ambtenaar op 1 mei 2004 een vermenigvuldigingsfactor wordt berekend, die overeenkomt met de verhouding tussen het vóór 1 mei 2004 aan iedere ambtenaar uitgekeerde maandelijkse basissalaris en het in artikel 2, lid 2, van deze bijlage vastgestelde toepasselijke bedrag. Artikel 2, lid 3, bepaalt dat het salaris bij iedere nieuwe voorlopige rang wordt beschouwd als het toepasselijke bedrag in de zin van artikel 7 van bijlage XIII bij het Statuut. Artikel 7 beoogt dus te vermijden dat de nieuwe benaming van de rangen leidt tot enige wijziging in de maandelijkse basissalarissen van ambtenaren die onder het oude Statuut zijn aangeworven en met name dat zij zich op ongerechtvaardigde wijze verrijken.

Voorts bepaalt artikel 2, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut het maandelijkse basissalaris voor elke rang en salaristrap van de nieuwe voorlopige rangen. Volgens deze bepaling, gelezen in samenhang met artikel 8 van bijlage XIII bij het Statuut, waarbij de voorlopige rangen worden gewijzigd in nieuwe rangen van de twee, bij het nieuwe Statuut gecreëerde functiegroepen, zijn de salarissen van de verschillende rangen en salaristrappen van de functiegroep AST gelijk aan die van de functiegroep AD waarmee zij overeenkomen.

Bovendien voorziet artikel 45 bis van het Statuut in een systeem volgens hetwelk de overgang van de functiegroep AST (die de oude categorieën B, C en D vervangt) naar de functiegroep AD (die de oude categorie A vervangt) vanaf 1 mei 2006 niet langer plaatsvindt door middel van een intern vergelijkend onderzoek, maar door middel van de zogenoemde certificeringprocedure, die gebaseerd is op de succesvolle deelname aan een opleidingsprogramma. In artikel 45 bis, lid 3, van het Statuut wordt uitdrukkelijk bepaald dat de aanstelling van de ambtenaar in een functie in functiegroep AD niet van invloed is op zijn rang en salaristrap op het moment van aanstelling.

Gelet op deze bepalingen, is het de wens van de wetgever van de Unie dat de overgang naar een hogere functiegroep leidt tot de uitoefening van de functie van administrateur en tot een gunstiger loopbaanperspectief, maar niet tot een onmiddellijk hoger salaris.

Het nieuwe Statuut voorziet dus niet in een wijziging van het basissalaris van de ambtenaar, noch als gevolg van de inwerkingtreding ervan noch als gevolg van de overgang van die ambtenaar naar de hogere functiegroep.

Ook al heeft de wetgever met de vaststelling van artikel 5, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut een voordeel willen verlenen aan ambtenaren die na een intern vergelijkend onderzoek voor de overgang van categorie blijk hebben gegeven van hun geschiktheid om ambten van de hogere categorie te vervullen, hij heeft niet gewild dat dit voordeel groter is dan dat van ambtenaren die vanaf 1 mei 2006 met succes deelnemen aan een certificeringprocedure.

Overeenkomstig artikel 7 van bijlage XIII bij het Statuut en bij gebreke van uitdrukkelijke bepalingen in tegengestelde zin in die bijlage, moet het salaris van ambtenaren die zijn aangesteld krachtens artikel 5, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut dus in navolging van dat van ambtenaren die vóór 1 mei 2004 zijn aangeworven, worden berekend met toepassing van een vermenigvuldigingsfactor.

(cf. punten 104‑112)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: 11 mei 2011, Caminiti/Commissie, F‑71/09, punt 46

8.      Noch artikel 45 bis van het Ambtenarenstatuut noch artikel 5 van bijlage XIII bij het Statuut noch enig andere statutaire bepaling maakt voor de gevallen van overgang van categorie melding van de in de oude categorie verzamelde bevorderingspunten of van wat daarmee dient te geschieden. Het Statuut bepaalt echter de basisregels van de juridische regeling die van toepassing is op de ambtenaren en overeenkomstig artikel 110, lid 1, ervan staat het aan elke instelling om de algemene uitvoeringsbepalingen van het Statuut vast te stellen, waarin de criteria kunnen worden vastgelegd die de administratie kunnen leiden bij de uitoefening van haar discretionaire bevoegdheid of de strekking kunnen preciseren van statutaire bepalingen die onvoldoende duidelijk zijn. Krachtens artikel 110, lid 1, van het Statuut heeft de Commissie dus de algemene uitvoeringsbepalingen van artikel 45 van het Statuut vastgesteld, teneinde de uitvoering van de bevorderingsprocedure te verzekeren.

De aanstelling in een hogere rang na een intern vergelijkend onderzoek is overigens gelijk aan een bevordering, zodat de statutaire regels betreffende de bevordering in eigenlijke zin van toepassing zijn.

Aangezien de aanstelling in een hogere rang na een intern vergelijkend onderzoek dus gelijk is aan een bevordering, moet dit des te meer gelden voor een aanstelling in de hogere categorie na een intern vergelijkend onderzoek voor de overgang van categorie; de overgang naar de hogere categorie, die de uitoefening van andere werkzaamheden impliceert, vormt een bevordering en de regels voor de bevordering zijn van toepassing.

Werden de punten die zijn verzameld door een ambtenaar die op basis van artikel 5, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut in een hogere categorie is aangesteld niet ingetrokken, dan zou dit tot gevolg hebben dat hij gemakkelijker wordt bevorderd, hoofdzakelijk op basis van de punten die in zijn oude categorie zijn verkregen, hetgeen in strijd zou zijn met artikel 45 van het Statuut, volgens hetwelk de verdiensten van een voor bevordering in aanmerking komende ambtenaar moeten worden vergeleken met die van zijn collega’s van dezelfde rang. Uit dit artikel van het Statuut volgt immers dat de administratie bij de vergelijking van de verdiensten van voor bevordering in aanmerking komende ambtenaren van dezelfde rang, rekening moet houden met de bevorderingspunten die zij in de betrokken rang hebben gekregen. De punten die een ambtenaar vóór zijn overgang van categorie heeft gekregen hebben echter betrekking op verdiensten waarvan hij in een ambt van een lagere categorie en bij de uitoefening van een ander soort werkzaamheden blijk heeft gegeven. Die punten dienden dus voor een bevordering naar de volgende rang in de lagere categorie en kunnen niet dienen voor een bevordering naar de volgende rang in de hogere categorie, waarin de betrokkene nog geen blijk heeft gegeven van zijn verdiensten.

In een dergelijk geval zou het behoud van de verzamelde punten tot gevolg hebben dat de ambtenaar die na een overgang van categorie is ingedeeld krachtens artikel 5, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut meer kans op een snelle bevordering zou hebben dan zijn collega’s van dezelfde rang die krachtens artikel 45 van het Statuut in de hogere categorie zijn ingedeeld, hetgeen in strijd zou zijn met het beginsel van gelijke behandeling, dat impliceert dat alle ambtenaren van dezelfde rang bij gelijke verdiensten dezelfde kansen op bevordering naar de hogere rang hebben.

Overigens verwijzen de door de Commissie vastgestelde algemene uitvoeringsbepalingen van artikel 45 van het Statuut, die van toepassing zijn vanaf de bevorderingsronde 2005, uitdrukkelijk naar de ambtenaren die gedurende de onderzochte bevorderingsronde van categorie zijn veranderd. Dienaangaande wordt bepaald dat de meritepunten worden berekend op grond van het meritecijfer door rekening te houden met het aantal dagen die zijn verstreken sinds de verandering van categorie en dat de punten die in de eerdere bevorderingsronden zijn verzameld, op nul worden gezet. De Commissie heeft overeenkomstig artikel 3, lid 4, van die algemene uitvoeringsbepalingen dus terecht de punten ingetrokken die de ambtenaren in bevorderingsronden vóór 2005 hadden verzameld.

(cf. punten 128‑130, 132, 133 en 135‑137)

Referentie:

Hof: 13 december 1984, Vlachos/Hof van Justitie, 20/83 en 21/83, punten 22‑24

Gerecht van eerste aanleg: 20 november 2007, Ianniello/Commissie, T‑308/04, punt 38

Gerecht voor ambtenarenzaken: 28 juni 2007, Da Silva/Commissie, F‑21/06, punt 75