Language of document : ECLI:EU:F:2013:71

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Tweede kamer)

4 juni 2013

Zaak F‑89/12

Stefania Marrone

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Ambtenaren – Aanstelling – Beginsel van gelijkwaardigheid van loopbanen – Indeling in rang krachtens nieuwe, minder gunstige regels – Verzoek om herindeling – Termijnoverschrijding – Nieuwe feiten – Geen nieuwe feiten – Kennelijke niet-ontvankelijkheid”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Marrone vraagt om nietigverklaring van het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag (hierna: „TABG”) van 10 mei 2012 tot afwijzing van haar klacht alsmede, voor zover nodig, van het besluit van 21 november 2011 tot afwijzing van haar verzoek van 29 juni 2011 strekkende tot, met name, herstel van haar loopbaan vanaf 1 mei 2004 door de Europese Commissie.

Beslissing:      Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Marrone draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.

Samenvatting

1.      Beroepen van ambtenaren – Voorafgaande administratieve klacht – Termijnen – Verval van recht – Heropening – Voorwaarde – Nieuw en wezenlijk feit

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

2.      Beroepen van ambtenaren – Procesbelang – Noodzaak van persoonlijke grieven

(Ambtenarenstatuut, art. 91)

1.      Alleen het bestaan van nieuwe en wezenlijke feiten kan een rechtvaardiging opleveren voor de indiening van een verzoek om herziening van een besluit dat niet binnen de gestelde termijn is betwist.

(cf. punt 25)

Referentie:

Hof: 15 mei 1985, Esly/Commissie, 127/84, punt 10

2.      Een ambtenaar is niet gerechtigd om op te treden in het belang van de wet en kan alleen grieven aanvoeren die op hem persoonlijk betrekking hebben.

(cf. punt 27)

Referentie:

Hof: 21 januari 1987, Stroghili/Rekenkamer, 204/85, punt 9

Gerecht voor ambtenarenzaken: 23 januari 2007, Chassagne/Commissie, F‑43/05, punt 100 en aldaar aangehaalde rechtspraak