Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden (Nederland) op 25 september 2019 – Vereniging van Effectenbezitters tegen BP plc

(Zaak C-709/19)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Hoge Raad der Nederlanden

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster: Vereniging van Effectenbezitters

Verweerder: BP plc

Prejudiciële vragen

a. Dient artikel 7, aanhef en onder 2, van verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (PB 2012, L 351, blz. 1; hierna: verordening Brussel I bis) aldus te worden uitgelegd dat het rechtstreeks intreden van zuiver financiële schade op een beleggingsrekening in Nederland of een beleggingsrekening van een in Nederland gevestigde bank en/of beleggingsonderneming, welke schade het gevolg is van beleggingsbeslissingen genomen onder invloed van algemeen wereldwijd verspreide, maar onjuiste, onvolledige en misleidende informatie van een internationale beursgenoteerde onderneming, een voldoende aanknopingspunt oplevert voor internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter uit hoofde van de plaats van het intreden van de schade ("Erfolgsort")?

b. Zo nee, zijn bijkomende omstandigheden vereist die rechtvaardigen dat de Nederlandse rechter bevoegd is en welke omstandigheden zijn dat? Zijn de bijkomende omstandigheden die […] in [punt] 4.2.2 van de verzoek zijn genoemd, voldoende voor bevoegdheid van de Nederlandse rechter?

Luidt het antwoord op vraag 1) anders indien het gaat om een vordering die op de voet van artikel 3:305a BW is ingesteld door een vereniging die tot doel heeft krachtens een eigen recht de collectieve belangen te behartigen van beleggers die schade hebben geleden als bedoeld in vraag 1), hetgeen onder meer meebrengt dat de woonplaatsen van de hiervoor bedoelde beleggers niet zijn vastgesteld, evenmin als de bijzondere omstandigheden van de individuele aankooptransacties of van de individuele beslissingen om aandelen die al gehouden werden, niet te verkopen?

Indien de Nederlandse rechter bevoegd is om op basis van artikel 7, punt 2, verordening Brussel I bis kennis te nemen van de vordering op de voet van artikel 3:305a BW, is die rechter dan op grond van artikel 7, punt 2, verordening Brussel I bis eveneens internationaal en intern relatief bevoegd om kennis te nemen van alle nadien ingestelde individuele schadevorderingen van beleggers die schade hebben geleden als bedoeld in vraag 1)?

Indien de Nederlandse rechter als hiervoor bedoeld in vraag 3) wel internationaal, maar niet intern relatief bevoegd is om kennis te nemen van alle individuele schadevorderingen van beleggers die schade hebben geleden als bedoeld in vraag 1), wordt dan de interne relatieve bevoegdheid bepaald op grond van de woonplaats van de gedupeerde belegger, de vestigingsplaats van de bank waar deze belegger zijn persoonlijke bankrekening aanhoudt of de vestigingsplaats van de bank waar de beleggingsrekening wordt aangehouden, dan wel een ander aanknopingspunt?

____________