Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Apelativen sad Varna (Bulgarije) op 26 november 2019 – Strafzaak tegen TS

(Zaak C-863/19)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Apelativen sad Varna

Partij in de strafzaak

TS

Prejudiciële vragen

Zijn richtlijn 2014/42/ЕU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de bevriezing en confiscatie van hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie (PB 2014, L 127, blz. 39, met rectificatie in PB 2014, L 138, blz. 114) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van toepassing op een strafbaar feit, inhoudende het in bezit hebben van verdovende middelen met het oogmerk om deze te verspreiden, dat door een Bulgaarse burger op het grondgebied van de Republiek Bulgarije is gepleegd en tevens de mogelijke economische opbrengst in de Republiek Bulgarije is verworven en zich daar bevindt?

In het geval dat de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: Wat moet worden verstaan onder het begrip „economisch voordeel dat [...] niet rechtstreeks uit een strafbaar feit is verkregen” als bedoeld in artikel 2, lid 1, van richtlijn 2014/42, en kan een geldbedrag, dat in de woning van de veroordeelde en diens familie en in de personenauto van de veroordeelde in beslag is genomen en is verbeurdverklaard, een dergelijke opbrengst vormen?

Moet artikel 2 van richtlijn 2014/42 aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een regeling als bedoeld in artikel 53, lid 2, NK, van de Republiek Bulgarije, waarin niet is voorzien in de confiscatie van het „economisch voordeel dat [...] niet rechtstreeks uit een strafbaar feit is verkregen”?

Moet artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale regeling als bedoeld in artikel 306, lid 1, punt 1, NPK, van de Republiek Bulgarije, op grond waarvan een geldbedrag ten gunste van de staat kan worden geconfisqueerd, welk bedrag beweerdelijk toebehoort aan een andere persoon dan de dader, zonder dat deze derde de mogelijkheid heeft om als belanghebbende aan de procedure deel te nemen en rechtstreeks toegang tot de rechter te hebben?

____________