Language of document :

Beroep ingesteld op 23 januari 2006 - B tegen Commissie

(Zaak F-7/06)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekster: B (Brussel, België) (vertegenwoordigers: S. Rodrigues en A. Jaume, advocaten)

Verweerster: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoekster

nietig te verklaren het besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag (TABG) van 10 oktober 2005 tot afwijzing van de klacht van verzoekster tegen het besluit van het TABG van 26 april 2005 houdende weigering om aan verzoekster de ontheemdingstoelage toe te kennen;

verweerster te veroordelen om aan verzoekster de ontheemdingstoelage te betalen, vanaf de datum van haar indiensttreding;

verweerster te veroordelen tot betaling van vertragingsrente;

verweerster te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster, ambtenaar bij de Commissie, komt op tegen het besluit tot definitieve vaststelling van haar rechten, waarbij verweerster heeft geweigerd om haar de ontheemdingstoelage toe te kennen.

Tot staving van haar beroep voert verzoekster primair schending aan van artikel 4, lid 1, sub a, van bijlage VII bij het Statuut. Zij werpt eveneens een exceptie van onwettigheid op, die erop neerkomt dat toepassing van het onder het eerste streepje van voornoemde bepaling neergelegde nationaliteitsvereiste op ambtenaren die zowel de nationaliteit hebben van de lidstaat van standplaats als die van een andere lidstaat de beginselen van non-discriminatie en gelijke behandeling schendt.

Verzoekster betoogt voorts dat zij in ieder geval voldoet aan het onder het eerste streepje van de betrokken bepaling neergelegde woonplaatsvereiste.

Subsidiair voert verzoekster schending aan van artikel 4, lid 1, sub b, van bijlage VII bij het Statuut, voorzover de bestreden beschikking geen rekening houdt met het feit dat verzoekster zowel voldoet aan het nationaliteitscriterium als aan het in voormelde bepaling genoemde woonplaatscriterium.

Meer subsidiair voert verzoekster schending aan van artikel 4, lid 3, van bijlage VII bij het Statuut, in zoverre dat deze bepaling niet kan worden uitgelegd in die zin dat zij een ambtenaar die een dubbele nationaliteit bezit zou verplichten afstand te doen van de nationaliteit van zijn lidstaat van standplaats om aanspraak te maken op de ontheemdingstoelage.

____________