Language of document : ECLI:EU:C:2019:659

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)

4 september 2019 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten – Groenten en fruit – Handelsvoorschriften – Begrip ‚land van oorsprong’ – Verordening (EG) nr. 1234/2007 – Artikel 113 bis, lid 1 – Verordening (EU) nr. 1308/2013 – Artikel 76, lid 1 – Definities betreffende de niet-preferentiële oorsprong van de goederen – Verordening (EEG) nr. 2913/92 – Artikel 23, lid 1 en lid 2, onder b) – Verordening (EU) nr. 952/2013 – Artikel 60, lid 1 – Gedelegeerde verordening (EU) 2015/2446 – Artikel 31, onder b) – Productiefasen die in een andere lidstaat plaatsvinden – Etikettering van de levensmiddelen – Verbod van etikettering die de consument kan misleiden – Richtlijn 2000/13/EG – Artikel 2, lid 1, onder a), i) – Verordening (EU) nr. 1169/2011 – Artikel 7, lid 1, onder a) – Artikel 1, lid 4 – Artikel 2, lid 3 – Informatieve toevoegingen”

In zaak C-686/17,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Bundesgerichtshof (hoogste federale rechter in civiele en strafzaken, Duitsland) bij beslissing van 21 september 2017, ingekomen bij het Hof op 7 december 2017, in de procedure

Zentrale zur Bekämpfung unlauteren Wettbewerbs Frankfurt am Main eV

tegen

Prime Champ Deutschland Pilzkulturen GmbH,

wijst

HET HOF (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: J.-C. Bonichot, kamerpresident, C. Toader, A. Rosas (rapporteur), L. Bay Larsen en M. Safjan, rechters,

advocaat-generaal: H. Saugmandsgaard Øe,

griffier: M. Aleksejev, hoofd van een administratieve eenheid,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 23 januari 2019,

gelet op de opmerkingen van:

–        Zentrale zur Bekämpfung unlauteren Wettbewerbs Frankfurt am Main eV, vertegenwoordigd door C. Rohnke, Rechtsanwalt,

–        Prime Champ Deutschland Pilzkulturen GmbH, vertegenwoordigd door C. Filippitsch, Rechtsanwalt,

–        de Duitse regering, vertegenwoordigd door T. Henze, D. Klebs en R. Kanitz, vervolgens door D. Klebs en R. Kanitz als gemachtigden,

–        de Franse regering, vertegenwoordigd door A.-L. Desjonquères, D. Colas en S. Horrenberger als gemachtigden,

–        de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door A. Collabolletta, avvocato dello Stato,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door B. Hofstötter, C. Hödlmayr en K. Herbout-Borczak als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 4 april 2019,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van bepalingen op het gebied van het landbouwbeleid, bepalingen van het douanewetboek die betrekking hebben op de oorsprong van producten, en bepalingen inzake het verstrekken van voedselinformatie aan consumenten.

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen de Zentrale zur Bekämpfung unlauteren Wettbewerbs Frankfurt am Main eV (vereniging ter bestrijding van oneerlijke handelspraktijken te Frankfurt am Main; hierna: „Zentrale”) en Prime Champ Deutschland Pilzkulturen GmbH (hierna: „Prime Champ”) over een vordering die ertoe strekt dat Prime Champ wordt veroordeeld tot staking van het in de handel brengen van gekweekte champignons met de vermelding „Oorsprong: Duitsland”, zonder andere informatieve toevoegingen.

 Toepasselijke bepalingen

 Unierecht

 Voorschriften inzake landbouw

–       Verordening nr. 1234/2007

3        In overweging 49 van verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PB 2007, L 299, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 361/2008 van de Raad van 14 april 2008 (PB 2008, L 121, blz. 1) (hierna: „verordening nr. 1234/2007”), staat te lezen:

„De toepassing van normen voor het in de handel brengen van landbouwproducten kan bijdragen tot de verbetering van de economische omstandigheden waarin dergelijke producten worden geproduceerd en vermarkt, en tot de kwaliteit van die producten. Dat dergelijke normen worden toegepast is dan ook in het belang van producenten, handelaren en consumenten. [...]”

4        Artikel 113 bis van verordening nr. 1234/2007, met als opschrift „Aanvullende eisen voor de afzet van producten van de sector groenten en fruit”, bepaalt in lid 1:

„De producten van de sector groenten en fruit die vers aan de consument worden verkocht, mogen alleen in de handel worden gebracht als ze van een deugdelijke handelskwaliteit zijn en als het land van oorsprong is vermeld.”

–       Uitvoeringsverordening nr. 543/2011

5        Op grond van artikel 3, lid 1, van uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van verordening nr. 1234/2007, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (PB 2011, L 157, blz. 1), die sinds 22 juni 2011 van toepassing is, worden de voorschriften van artikel 113 bis, lid 1, van verordening nr. 1234/2007 beschouwd als de algemene handelsnorm, waarvan de nadere bepalingen worden vastgesteld in deel A van bijlage I bij die uitvoeringsverordening.

6        In punt 4 van deel A van bijlage I bij uitvoeringsverordening nr. 543/2011, dat betrekking heeft op de aanduiding van de oorsprong van het product, staat te lezen:

„Volledige naam van het land van oorsprong. Met betrekking tot producten van oorsprong uit een lidstaat dient het land van oorsprong te worden vermeld in de taal van het land van oorsprong of in een andere taal die begrijpelijk is voor de consumenten in het land van bestemming. Met betrekking tot andere producten dient het land van oorsprong te worden vermeld in een taal die begrijpelijk is voor de consumenten in het land van bestemming.”

–       Verordening nr. 1308/2013

7        Verordening nr. 1234/2007 is ingetrokken bij verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en nr. 1234/2007 van de Raad (PB 2013, L 347, blz. 671).

8        Overweging 74 van verordening nr. 1308/2013 luidt:

„Producten van de sector groenten en fruit die zijn bestemd om vers aan de consument te worden verkocht, mogen alleen in de handel worden gebracht als zij van een gezonde, deugdelijke en gebruikelijke handelskwaliteit zijn en als het land van oorsprong is vermeld. Teneinde een juiste toepassing van die eis te waarborgen en om rekening te houden met bepaalde specifieke situaties, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om bepaalde handelingen vast te stellen met betrekking tot specifieke afwijkingen van die eis.”

9        Artikel 75 van verordening nr. 1308/2013 bepaalt:

„1.      Handelsnormen kunnen worden toegepast op een of meer van de volgende producten en sectoren:

[...]

b)      groenten en fruit,

[...]

6.       Teneinde rekening te houden met de verwachtingen van de consument en de noodzaak om de kwaliteit en de economische voorwaarden voor de productie en afzet van landbouwproducten te verbeteren, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 227 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in lid 1 vervatte lijst van sectoren te wijzigen. Die gedelegeerde handelingen zijn strikt beperkt tot de aangetoonde behoeften die voortvloeien uit de veranderende vraag van de consument, de technische vooruitgang of de behoefte aan productinnovatie, en worden behandeld in een verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad waarin met name de behoeften van de consument, de kosten en de administratieve lasten voor de marktdeelnemers, waaronder het effect op de interne markt en op de internationale handel, alsook de voordelen voor producenten en de eindconsument worden beoordeeld.”

10      Artikel 76, leden 1 en 4, van verordening nr. 1308/2013 luidt:

„1.      Naast de toepasselijke, in artikel 75 bedoelde, handelsnormen, in voorkomend geval, mogen producten in de sectoren groenten en fruit die bestemd zijn om vers aan de consument te worden verkocht, slechts worden afgezet als ze gezond, deugdelijk en van gebruikelijke handelskwaliteit zijn, en het land van oorsprong is aangeduid.

[...]

4.       Om te zorgen voor de correcte toepassing van de vereisten bepaald in [lid 1] van dit artikel en om rekening te houden met bepaalde specifieke situaties, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 227 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende specifieke afwijkingen van dit artikel die nodig zijn voor de correcte toepassing ervan.”

 Verordeningen inzake douane

–       Communautair douanewetboek

11      Artikel 23 van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB 1992, L 302, blz. 1; hierna: „communautair douanewetboek”) bepaalt:

„1.      Van oorsprong uit een land zijn goederen die geheel en al in dat land zijn verkregen.

2.       Onder ,goederen die geheel en al in een land zijn verkregen’ wordt verstaan:

a)      in dat land gewonnen minerale producten;

b)      aldaar geoogste producten van het plantenrijk;

[...]”

12      Artikel 24 van het communautair douanewetboek luidt:

„Goederen bij welker vervaardiging twee of meer landen betrokken zijn geweest, zijn van oorsprong uit het land waar, in een daartoe ingerichte onderneming, de laatste ingrijpende en economisch verantwoorde verwerking of bewerking heeft plaatsgevonden die hetzij tot de fabricage van een nieuw product heeft geleid, hetzij een belangrijk fabricagestadium vertegenwoordigt.”

–       Douanewetboek van de Unie

13      Het communautair douanewetboek is vervangen door verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB 2013, L 269, blz. 1; hierna: „douanewetboek van de Unie”).

14      Artikel 59 van het douanewetboek van de Unie, waarin de werkingssfeer van dit douanewetboek wordt gedefinieerd, luidt:

„In de artikelen 60 en 61 zijn de regels vastgesteld voor de bepaling van de niet-preferentiële oorsprong van goederen met het oog op de toepassing van:

a)      het gemeenschappelijk douanetarief, met uitzondering van de in artikel 56, lid 2, onder d) en e), bedoelde maatregelen;

b)      andere maatregelen dan tariefmaatregelen die op grond van Uniebepalingen met betrekking tot specifieke gebieden in het kader van het goederenverkeer zijn vastgesteld; en

c)      andere Uniemaatregelen met betrekking tot de oorsprong van goederen.”

15      In artikel 60 van het douanewetboek van de Unie, met als opschrift „Verkrijging van de oorsprong”, is bepaald:

„1.       Goederen die geheel en al in één enkel land of gebied zijn verkregen, worden geacht van oorsprong uit dat land of gebied te zijn.

2.       Goederen bij de vervaardiging waarvan meer dan één land of gebied betrokken is, worden geacht van oorsprong te zijn uit het land of gebied waar, in een daartoe ingerichte onderneming, de laatste ingrijpende, economisch verantwoorde verwerking of bewerking heeft plaatsgevonden die hetzij tot de fabricage van een nieuw product heeft geleid, hetzij een belangrijk fabricagestadium vertegenwoordigt.”

–       Gedelegeerde verordening 2015/2446

16      Artikel 31 van gedelegeerde verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van verordening nr. 952/2013 (PB 2015, L 343, blz. 1) bepaalt:

„De volgende goederen worden geacht geheel en al in één enkel land of gebied te zijn verkregen:

a)      in dat land of gebied gewonnen minerale producten;

b)      aldaar geoogste producten van het plantenrijk;

[...]”

17      Artikel 32 van dezelfde verordening luidt:

„Goederen die zijn opgenomen in bijlage 22-01, worden geacht hun laatste ingrijpende be- of verwerking, die hetzij tot de fabricage van een nieuw product heeft geleid, hetzij een belangrijk fabricagestadium vertegenwoordigt, te hebben ondergaan in het land of gebied waar aan de in die bijlage genoemde regels is voldaan of dat door die regels wordt aangewezen.”

18      Bijlage 22-01 bij gedelegeerde verordening 2015/2446 heeft als opschrift „Inleidende aantekeningen en lijst van ingrijpende be- of verwerkingen die niet-preferentiële oorsprong verlenen”. Zij bevat geen specifiek voorschrift over de oorsprongsbepaling voor gekweekte champignons.

 Voorschriften inzake consumentenbescherming

–       Richtlijn 2000/13

19      Artikel 2, lid 1, onder a), van richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (PB 2000, L 109, blz. 29) luidt:

„De etikettering en de wijze waarop deze is uitgevoerd:

a)      mogen de koper niet kunnen misleiden, onder meer:

i)      ten aanzien van de kenmerken van het levensmiddel en met name van de aard, identiteit, hoedanigheden, samenstelling, hoeveelheid, houdbaarheid, oorsprong of herkomst, wijze van vervaardiging of verkrijging,

ii)      door aan het levensmiddel effecten of eigenschappen toe te schrijven die het niet bezit;

iii)      door hem te suggereren dat het levensmiddel bijzondere kenmerken vertoont, hoewel alle soortgelijke levensmiddelen dezelfde kenmerken bezitten”.

20      In artikel 3, lid 1, punt 8, van richtlijn 2000/13 is bepaald:

„Op de etikettering van levensmiddelen moeten, onder de voorwaarden en onder voorbehoud van de afwijkende bepalingen zoals bedoeld in de artikelen 4 tot en met 17, uitsluitend de volgende gegevens worden vermeld: [...]

8.      de plaats van oorsprong of herkomst indien het weglaten daarvan de consument zou kunnen misleiden aangaande de werkelijke oorsprong of herkomst van het levensmiddel”.

–       Verordening nr. 1169/2011

21      Richtlijn 2000/13 is vervangen door verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, richtlijn 90/496/EEG van de Raad, richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, richtlijn 2000/13, richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (PB 2011, L 304, blz. 18).

22      In de overwegingen 29 en 33 van verordening nr. 1169/2011 staat te lezen:

„(29)      De vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een levensmiddel is vereist wanneer de afwezigheid daarvan de consumenten zou kunnen misleiden wat het werkelijke land van oorsprong of de werkelijke plaats van herkomst van dat product betreft. In alle gevallen moet het land van oorsprong of de plaats van herkomst worden vermeld op een wijze die de consument niet misleidt en op grond van duidelijk omschreven criteria, zodat voor de hele sector dezelfde voorwaarden gelden en de consumenten de informatie over het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een levensmiddel beter begrijpen. Dergelijke criteria mogen echter niet gelden voor de aanduidingen in verband met de naam of het adres van de exploitant van een levensmiddelenbedrijf.

[...]

(33)      De niet-preferentiële regels van oorsprong van de Unie zijn vastgesteld in verordening (EEG) nr. 2913/92 [...] en de uitvoeringsbepalingen in verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 [...] [(PB 1993, L 253, blz. 1)]. De bepaling van het land van oorsprong van levensmiddelen moet zijn gebaseerd op deze voorschriften, die bij de exploitanten van levensmiddelenbedrijven en de overheidsinstanties goed bekend zijn en de toepassing zullen vergemakkelijken.”

23      Artikel 1, leden 1 en 4, van verordening nr. 1169/2011 bepaalt:

„1.       Deze verordening legt de basis voor de waarborging van een hoog niveau van consumentenbescherming ten aanzien van voedselinformatie, rekening houdend met de verschillen in de perceptie van de consumenten en hun informatiebehoeften, en zorgt daarbij ook voor het soepel functioneren van de interne markt.

[...]

4.      Deze verordening is van toepassing onverminderd de etiketteringsvoorschriften die zijn vastgesteld in specifieke bepalingen van de Unie voor bijzondere levensmiddelen.”

24      Artikel 2, lid 3, van deze verordening luidt:

„Voor de toepassing van deze verordening verwijst het land van oorsprong van een levensmiddel naar de oorsprong van een levensmiddel als bepaald overeenkomstig de artikelen 23 tot en met 26 van verordening (EEG) nr. 2913/92.”

25      Artikel 7, lid 1, onder a), van dezelfde verordening is als volgt verwoord:

„Voedselinformatie mag niet misleidend zijn, met name niet:

a)      ten aanzien van de kenmerken van het levensmiddel, en vooral niet ten aanzien van de aard, identiteit, eigenschappen, samenstelling, hoeveelheid, houdbaarheid, land van oorsprong of plaats van herkomst en wijze van vervaardiging of productie”.

26      Artikel 8, lid 1, van verordening nr. 1169/2011 luidt:

„De voor de voedselinformatie verantwoordelijke exploitant van een levensmiddelenbedrijf is de exploitant onder wiens naam of handelsnaam het levensmiddel in de handel wordt gebracht, of, indien de exploitant van een levensmiddelenbedrijf niet in de Unie is gevestigd, de invoerder die het levensmiddel in de Unie invoert.”

27      Artikel 26 van deze verordening, met als opschrift „Land van oorsprong of plaats van herkomst”, bepaalt:

„[...]

2.       Het vermelden van het land van oorsprong of de plaats van herkomst is verplicht:

a)      indien het weglaten daarvan de consument zou kunnen misleiden aangaande het werkelijke land van oorsprong of de werkelijke plaats van herkomst van het levensmiddel, met name als de bij het levensmiddel gevoegde informatie of het etiket in zijn geheel anders zou impliceren dat het levensmiddel een ander land van oorsprong of een andere plaats van herkomst heeft;

b)      voor vlees dat valt onder de codes van de gecombineerde nomenclatuur (GN) van bijlage XI. Voor de toepassing van dit punt worden uitvoeringshandelingen als bedoeld in lid 8 vastgesteld.

3.       Wanneer het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een levensmiddel vermeld wordt en niet hetzelfde of dezelfde is als voor het primaire ingrediënt ervan:

a)      wordt tevens het land van oorsprong of de plaats van herkomst van het betreffende primaire ingrediënt vermeld, of

b)      wordt vermeld dat het land van oorsprong of de plaats van herkomst van het primaire ingrediënt verschilt van die van het levensmiddel.

Voor de toepassing van dit lid worden uitvoeringshandelingen als bedoeld in lid 8 vastgesteld.

[...]

5.      De Commissie dient uiterlijk 13 december 2014 bij het Europees Parlement en de Raad verslagen in betreffende de verplichte vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst voor de volgende levensmiddelen:

a)      soorten vlees andere dan rundsvlees en de in lid 2, onder b), bedoelde vleessoorten;

b)      melk;

c)      melk die als ingrediënt in zuivelproducten wordt gebruikt;

d)      onverwerkte levensmiddelen;

e)      producten met maar één ingrediënt;

f)      ingrediënten die meer dan 50 % van een levensmiddel uitmaken.

6.       De Commissie dient uiterlijk 13 december 2013 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in betreffende de verplichte vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst voor vlees dat als ingrediënt wordt gebruikt.

7.       In de in leden 5 en 6 bedoelde verslagen wordt rekening gehouden met het feit dat de consument moet worden geïnformeerd, alsook met de haalbaarheid van de verplichte vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst en een kosten-batenanalyse van de invoering van dergelijke maatregelen, inclusief de juridische gevolgen voor de interne markt en de gevolgen ervan voor de internationale handel.

De Commissie kan deze verslagen vergezeld doen gaan van voorstellen tot wijziging van de betreffende wetgeving van de Unie.

8.       Uiterlijk 13 december 2013 stelt de Commissie, op basis van effectbeoordelingen, uitvoeringshandelingen vast voor de toepassing van lid 2, onder b), van dit artikel en voor de toepassing van lid 3 van dit artikel. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

[...]”

28      Artikel 39 van verordening nr. 1169/2011 biedt de lidstaten de mogelijkheid om maatregelen vast te stellen waarbij bijkomende verplichte vermeldingen worden opgelegd, en bepaalt onder welke voorwaarden zij deze maatregelen kunnen vaststellen.

–       Uitvoeringsverordening nr. 1337/2013

29      De Commissie heeft uitvoeringsverordening (EU) nr. 1337/2013 van 13 december 2013 tot vaststelling van de regels voor de toepassing van verordening nr. 1169/2011, wat betreft het vermelden van het land van oorsprong of de plaats van herkomst voor vers, gekoeld of bevroren vlees van varkens, schapen, geiten en pluimvee (PB 2013, L 335, blz. 19), vastgesteld. In deze verordening worden regels vastgesteld inzake de vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst op het etiket van vers, gekoeld of bevroren vlees van varkens, schapen, geiten en pluimvee.

30      De laatste volzin van overweging 3 van die uitvoeringsverordening luidt:

„De term ,oorsprong’ moet worden gereserveerd voor vlees dat is verkregen van dieren die in één enkele lidstaat of in één enkel derde land zijn geboren, gehouden en geslacht, en derhalve geheel zijn verkregen.”

–       Uitvoeringsverordening 2018/775

31      De Commissie heeft eveneens uitvoeringsverordening (EU) 2018/775 van 28 mei 2018 tot vaststelling van voorschriften voor de toepassing van artikel 26, lid 3, van verordening nr. 1169/2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, wat betreft de voorschriften voor de vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van het primaire ingrediënt van een levensmiddel (PB 2018, L 131, blz. 8), vastgesteld.

 Duits recht

32      Het Bundesgerichtshof (hoogste federale rechter in burgerlijke en strafzaken, Duitsland) wijst erop dat het in 2013 krachtens § 11, lid 1, eerste en tweede volzin, punt 1, van het Lebensmittel-, Bedarfsgegenstände- und Futtermittelgesetzbuch (wetboek inzake levensmiddelen, consumptiegoederen en diervoeders; hierna: „LFGB”) (BGBl. 2005 I, blz. 2618), in de versie die gold vóór de feiten van het hoofdgeding, verboden was om levensmiddelen onder een misleidende benaming, met misleidende vermeldingen of met een misleidende presentatie in de handel te brengen en daarvoor reclame te maken, in het bijzonder via verklaringen die de consument kunnen misleiden ten aanzien van de oorsprong of herkomst. De Unierechtelijke grondslag van deze bepaling was artikel 2, lid 1, onder a), i), van richtlijn 2000/13.

33      Krachtens § 11, lid 1, punt 1, LFGB, in de op 3 juni 2013 gepubliceerde versie (BGBl. I, blz. 1426), die geldt sinds 13 december 2014, mag de op grond van artikel 8, lid 1, van verordening nr. 1169/2011 verantwoordelijke exploitant van een levensmiddelenbedrijf of invoerder geen levensmiddelen in de handel brengen of daarvoor reclame maken wanneer deze levensmiddelen informatie over levensmiddelen bevatten die niet voldoet aan de vereisten van artikel 7, lid 1 juncto lid 4, van verordening nr. 1169/2011. Op grond van artikel 7, lid 1, onder a), van verordening nr. 1169/2011 mag voedselinformatie de consument niet misleiden, met name niet ten aanzien van de kenmerken van het levensmiddel, zoals het land van oorsprong of de plaats van herkomst.

34      Het Bundesgerichtshof komt tot de slotsom dat overeenkomstig die bepalingen de vaststelling dat sprake is van misleiding, zowel zou kunnen worden gebaseerd op § 11, lid 1, eerste en tweede volzin, punt 1, LFGB, in de versie die gold vóór de feiten van het hoofdgeding, als op § 11, lid 1, punt 1, LFGB juncto artikel 7, lid 1, onder a), van verordening nr. 1169/2011.

 Hoofdgeding en prejudiciële vragen

35      De Zentrale, verzoekster in het hoofdgeding, verwijt Prime Champ dat zij gekweekte champignons met de vermelding „Oorsprong: Duitsland” produceert en in de handel brengt, terwijl een dergelijke vermelding van het land van oorsprong zonder aanvullende informatie misleidend is.

36      De verwijzende rechter beschrijft het in het hoofdgeding aan de orde zijnde teeltproces van gekweekte champignons als volgt. In de eerste fase worden de grondstoffen voor het compost gedurende zeven tot elf dagen versneden en gemengd in België en Nederland. De tweede productiefase is de pasteurisatie gedurende vijf tot zes dagen en de toebereiding van het compost in Nederland. In de derde productiefase wordt gedurende vijftien dagen het mycelium (schimmelsporen) in het compost geïnjecteerd. In de vierde fase wordt in Nederland een aanvang gemaakt met het champignonbroed op een turf- en kalkdeklaag in teeltkasten, waarbij de champignons na tien tot elf dagen tot zowat 3 mm zijn gegroeid. De teeltkasten worden na ongeveer vijftien dagen naar Duitsland vervoerd, waar in het bedrijf van Prime Champ na ongeveer één tot vijf dagen de eerste oogst en na ongeveer tien tot vijftien dagen de tweede oogst van de champignons plaatsvindt.

37      Tijdens de precontentieuze fase heeft de Zentrale Prime Champ in december 2013 aangemaand. Vervolgens heeft zij voor het Landgericht (rechter in eerste aanleg, Duitsland) gevorderd dat Prime Champ op straffe van dwangmaatregelen zou worden veroordeeld om niet langer gekweekte champignons met de vermelding „Oorsprong: Duitsland” aan te bieden en/of in de handel te brengen, op grond dat wezenlijke fasen van het productie- en teeltproces niet in Duitsland plaatsvinden.

38      Het Landgericht heeft deze vordering afgewezen en ook het hoger beroep is verworpen. Vervolgens heeft de Zentrale beroep in Revision ingesteld bij het Bundesgerichtshof.

39      De verwijzende rechter preciseert dat volgens de vaststellingen van de rechter in hoger beroep de door Prime Champ bij het in de handel brengen van de champignons gebruikte vermelding – namelijk „Oorsprong: Duitsland” – de consument kan misleiden omdat het betrokken publiek uit die vermelding afleidt dat niet alleen de oogst, maar het gehele productieproces in Duitsland heeft plaatsgevonden. Als rechterlijke instantie die bevoegd is voor het beroep in Revision is het Bundesgerichtshof gebonden aan deze feitelijke vaststellingen.

40      Het Bundesgerichtshof preciseert eveneens dat de Zentrale haar verbodsactie baseert op het gevaar voor recidive [§ 8, lid 1, eerste volzin, van het Gesetz gegen den unlauteren Wettbewerb (wet ter bestrijding van oneerlijke mededinging)], zodat de vordering slechts gegrond is wanneer het gewraakte gedrag van Prime Champ onrechtmatig was op het tijdstip waarop het is vertoond in 2013, en dat gedrag nog steeds onrechtmatig is op het tijdstip van de beslissing op het beroep in Revision. Voorts is voor het recht op vergoeding van de aanmaningskosten als bedoeld in § 12, lid 1, tweede volzin, van die wet, de juridische situatie ten tijde van de aanmaning in december 2013 van belang.

41      Volgens de verwijzende rechter blijkt uit het onderzoek van de verordeningen inzake douane dat het land van oorsprong van de champignons Duitsland is. Hij vraagt zich echter af wat het verband is tussen de verschillende – op het gebied van douane, landbouw en consumentenbescherming vastgestelde – Unierechtelijke instrumenten inzake het land van oorsprong van groenten en fruit die vers aan de consumenten worden verkocht, en wenst te vernemen of de bijzondere etiketteringsvoorschriften, zoals die welke in verband met landbouw zijn neergelegd in uitvoeringsverordening nr. 543/2011, voorrang hebben boven de voorschriften van verordening nr. 1169/2011 inzake het verstrekken van voedselinformatie aan consumenten.

42      Tevens vraagt de verwijzende rechter zich af of een producent kan voorkomen dat hem een verbod wordt opgelegd wegens het misleidende karakter van de vermelding van het land van oorsprong, door deze vermelding aan te vullen met een verwijzing naar de productiefasen die in andere lidstaten hebben plaatsgevonden.

43      In deze omstandigheden heeft het Bundesgerichtshof de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

„1)      Moet voor de uitlegging van het begrip ,land van oorsprong’ als bedoeld in artikel 113 bis, lid 1, van verordening nr. 1234/2007 en artikel 76, lid 1, van verordening nr. 1308/2013 worden uitgegaan van de definities in de artikelen 23 en volgende van het [communautair] douanewetboek en artikel 60 van het douanewetboek van de Unie?

2)      Zijn gekweekte champignons die in het binnenland worden geoogst, volgens artikel 23 van [het communautair douanewetboek] en artikel 60, lid 1, van [het douanewetboek van de Unie], van oorsprong uit dat land, wanneer wezenlijke productiestappen in andere lidstaten van de Europese Unie plaatsvinden en de gekweekte champignons pas drie of minder dagen vóór de eerste oogst naar het binnenland zijn overgebracht?

3)      Dient het verbod van misleiding van artikel 2, lid 1, onder a), i), van richtlijn 2000/13 en van artikel 7, lid 1, onder a), van verordening nr. 1169/2011 te worden toegepast op de volgens artikel 113 bis, lid 1, van verordening nr. 1234/2007 en artikel 76, lid 1, van verordening nr. 1308/2013 voorgeschreven vermelding van het land van oorsprong?

4)      Mogen bij de door artikel 113 bis, lid 1, van verordening nr. 1234/2007 en artikel 76, lid 1, van verordening nr. 1308/2013 voorgeschreven vermelding van het land van oorsprong informatieve toevoegingen worden opgenomen teneinde een krachtens artikel 2, lid 1, onder a), i), van richtlijn 2000/13 en artikel 7, lid 1, onder a), van verordening nr. 1169/2011 verboden misleiding tegen te gaan?”

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

 Eerste prejudiciële vraag

44      Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 113 bis, lid 1, van verordening nr. 1234/2007 en artikel 76, lid 1, van verordening nr. 1308/2013 aldus moeten worden uitgelegd dat voor de vaststelling van de betekenis van het begrip „land van oorsprong”, dat in die bepalingen inzake landbouw wordt gebezigd, moet worden uitgegaan van de definities die zijn vervat in de artikelen 23 en volgende van het communautair douanewetboek en artikel 60 van het douanewetboek van de Unie.

45      Volgens de Zentrale wordt in de bepalingen van het VWEU inzake landbouw geen nauw verband gelegd tussen het op deze grondslag berustende afgeleide recht en de douanewetgeving. Zij betoogt echter dat het in artikel 113 bis, lid 1, van verordening nr. 1234/2007 en artikel 76, lid 1, van verordening nr. 1308/2013 gebezigde begrip „land van oorsprong” moet worden uitgelegd in het licht van de strekking en het doel van deze bepalingen. De consumenten moeten immers worden beschermd en de mogelijkheid krijgen om met kennis van zaken een aankoopbeslissing te nemen. De Zentrale geeft het voorbeeld van dierlijke producten, waarvoor uitvoeringsverordening nr. 1337/2013 bepaalt dat verschillende etiketteringsvermeldingen moeten worden aangebracht teneinde de consumenten voldoende te informeren over de oorsprong van het vlees in kwestie.

46      Vastgesteld moet worden dat de verordeningen nr. 1234/2007 en nr. 1308/2013 geen definitie bevatten van het „land van oorsprong” in de zin van hun bepalingen. In de douanewetgeving wordt evenwel uitdrukkelijk een verband gelegd met die door de verwijzende rechter vermelde bepalingen inzake landbouw. Volgens artikel 59, onder c), van het douanewetboek van de Unie zijn de regels die in de artikelen 60 en 61 van dit wetboek voor de bepaling van de niet-preferentiële oorsprong van goederen zijn neergelegd, namelijk relevant voor andere Uniemaatregelen met betrekking tot de oorsprong van goederen, zoals artikel 113 bis, lid 1, van verordening nr. 1234/2007 en artikel 76, lid 1, van verordening nr. 1308/2013.

47      Het communautair douanewetboek bevatte weliswaar geen bepaling die overeenkwam met artikel 59, onder c), van het douanewetboek van de Unie, maar evenmin een bepaling die eraan in de weg stond dat de regels over de bepaling van de niet-preferentiële oorsprong van groenten werden toegepast in verband met artikel 113 bis, lid 1, van verordening nr. 1234/2007 en artikel 76, lid 1, van verordening nr. 1308/2013.

48      Bovendien wordt zowel in verordening nr. 1234/2007 als in verordening nr. 1308/2013 – met name in de bij deze verordeningen horende bijlage I betreffende de producten waarop die verordeningen betrekking hebben – verwezen naar de gecombineerde nomenclatuur. Voorts moeten artikel 113 bis, lid 1, van verordening nr. 1234/2007 en artikel 76, lid 1, van verordening nr. 1308/2013, die in identieke bewoordingen de vermelding van het land van oorsprong voorschrijven, bij gebreke van aanwijzingen voor het tegendeel op dezelfde wijze worden uitgelegd.

49      Deze uitlegging wordt bevestigd door verordening nr. 1169/2011, die tot doel heeft een hoog niveau van consumentenbescherming ten aanzien van voedselinformatie te waarborgen en waarvan artikel 2, lid 3, voor de bepaling van het land van oorsprong van een levensmiddel verwijst naar de voorschriften inzake de bepaling van de niet-preferentiële oorsprong, te weten de artikelen 23 tot en met 26 van het communautair douanewetboek. In overweging 33 van verordening nr. 1169/2011 wordt deze keuze van de Uniewetgever gerechtvaardigd door het feit dat die voorschriften „bij de exploitanten van levensmiddelenbedrijven en de overheidsinstanties goed bekend zijn en de toepassing zullen vergemakkelijken”.

50      De in overweging 33 aangevoerde reden geldt eveneens voor artikel 113 bis, lid 1, van verordening nr. 1234/2007 en artikel 76, lid 1, van verordening nr. 1308/2013. Om nuttige werking te verlenen aan de overeenkomstige bepalingen en te zorgen voor de nodige samenhang, moet de verplichte vermelding van het land van oorsprong immers op het gebied van zowel douane, landbouw als consumentenbescherming gebaseerd zijn op dezelfde definities.

51      Op de eerste prejudiciële vraag dient dan ook te worden geantwoord dat artikel 113 bis, lid 1, van verordening nr. 1234/2007 en artikel 76, lid 1, van verordening nr. 1308/2013 aldus moeten worden uitgelegd dat voor de vaststelling van de betekenis van het begrip „land van oorsprong”, dat in die bepalingen inzake landbouw wordt gebezigd, moet worden uitgegaan van de verordeningen inzake douane voor de bepaling van de niet-preferentiële oorsprong van goederen, te weten de artikelen 23 en volgende van het communautair douanewetboek en artikel 60 van het douanewetboek van de Unie.

 Tweede prejudiciële vraag

52      Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of gekweekte champignons die op het nationale grondgebied worden geoogst, van oorsprong zijn uit een „land” in de zin van artikel 23 van het communautair douanewetboek en artikel 60, lid 1, van het douanewetboek van de Unie wanneer wezenlijke productiefasen in andere lidstaten van de Unie plaatsvinden en de gekweekte champignons pas drie dagen of minder vóór de eerste oogst naar het nationale grondgebied zijn overgebracht.

53      De Zentrale voert aan dat artikel 23 van het communautair douanewetboek enkel van toepassing is indien het goed in kwestie geheel en al in een bepaald land is verkregen. Tevens merkt zij op dat artikel 24 van dit douanewetboek betrekking heeft op het geval waarin verschillende landen bij de vervaardiging van dat goed betrokken zijn geweest. De Zentrale is van mening dat de wetgever is uitgegaan van het beginsel dat een plant alleen kan worden „geoogst” in het land waarin zij is geplant en met de grond waarvan zij verbonden is. Deze stelling gaat evenwel niet op voor de in het hoofdgeding aan de orde zijnde champignons, aangezien deze in een bepaald land zijn geplant in een verplaatsbare, met aarde gevulde container en in een ander land uit deze aarde zijn gehaald.

54      Anders dan de Zentrale betoogt, kunnen de voorschriften van artikel 24 van het communautair douanewetboek en artikel 60, lid 2, van het douanewetboek van de Unie, gelezen in samenhang met artikel 32 van gedelegeerde verordening 2015/2446, die betrekking hebben op de oorsprong van goederen bij de vervaardiging waarvan meer dan één land of gebied betrokken is, niet van toepassing zijn.

55      Op grond van artikel 23, lid 1, van het communautair douanewetboek en artikel 60, lid 1, van het douanewetboek van de Unie worden goederen die geheel en al in een bepaald land zijn verkregen, immers geacht van oorsprong uit dat land te zijn. Volgens artikel 23, lid 2, onder b), van het communautair douanewetboek wordt onder goederen die geheel en al in een bepaald land zijn verkregen, verstaan „aldaar geoogste producten van het plantenrijk”. Evenzo is in artikel 31, onder b), van gedelegeerde verordening 2015/2446 bepaald dat het begrip „aldaar geoogste producten van het plantenrijk” goederen betreft die geheel en al in één enkel land of gebied zijn verkregen.

56      Zoals de Commissie opmerkt, bevatten de aangehaalde verordeningen inzake douane geen definitie van het begrip „geoogst” wat de producten van het plantenrijk betreft. Voor de definitie van dat begrip moet rekening worden gehouden met het feit dat gekweekte champignons op het ogenblik dat zij uit de ondergrond worden gehaald, „verse” groenten worden in de zin van tariefpost 0709 van de gecombineerde nomenclatuur, die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1987, L 256, blz. 1), zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 1001/2013 van de Commissie van 4 oktober 2013 (PB 2013, L 290, blz. 1). Voornoemde tariefpost 0709 betreft de in deel IX van bijlage I bij verordening nr. 1234/2007 en in deel IX van bijlage I bij verordening nr. 1308/2013 vermelde categorie „Andere groenten, vers of gekoeld”, en bevat een onderverdeling 0709 51 met als opschrift „Paddenstoelen”.

57      Hoewel in uitvoeringsverordening nr. 1337/2013, die gebaseerd is op artikel 26, lid 2, onder b), van verordening nr. 1169/2011, is bepaald dat verschillende etiketteringsvermeldingen moeten worden aangebracht teneinde de consumenten voldoende te informeren over de oorsprong van vers, gekoeld of bevroren vlees van varkens, schapen, geiten en pluimvee, dient te worden vastgesteld dat bij geen enkele uitvoeringsverordening is voorzien in soortgelijke regels met betrekking tot het land van oorsprong van champignons, die hadden kunnen worden gebaseerd op artikel 26, lid 2, onder a), van verordening nr. 1169/2011.

58      Bijgevolg dient op de tweede prejudiciële vraag te worden geantwoord dat artikel 23, lid 1 en lid 2, onder b), van het communautair douanewetboek en artikel 60, lid 1, van het douanewetboek van de Unie, gelezen in samenhang met artikel 31, onder b), van gedelegeerde verordening 2015/2446, aldus moeten worden uitgelegd dat het land van oorsprong van gekweekte champignons het land is waar deze worden geoogst, ook al vinden wezenlijke productiefasen plaats in andere lidstaten van de Unie en zijn die champignons pas drie dagen of minder vóór de eerste oogst overgebracht naar het grondgebied waar zij worden geoogst.

 Derde prejudiciële vraag

59      Met zijn derde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen hoe de toepassing van artikel 2, lid 1, onder a), i), van richtlijn 2000/13 en artikel 7, lid 1, onder a), van verordening nr. 1169/2011, op grond van welke bepalingen de consument niet mag worden misleid, zich verhoudt tot de toepassing van artikel 113 bis, lid 1, van verordening nr. 1234/2007 en artikel 76, lid 1, van verordening nr. 1308/2013, die betrekking hebben op de vermelding van het land van oorsprong.

60      Zoals de verwijzende rechter heeft opgemerkt, vereist het antwoord op deze vraag een uitlegging van artikel 1, lid 4, van verordening nr. 1169/2011, waarin is bepaald dat deze verordening van toepassing is onverminderd de etiketteringsvoorschriften die zijn vastgesteld in specifieke bepalingen van de Unie voor bijzondere levensmiddelen. De verwijzende rechter wenst te vernemen of het begrip „onverminderd” betekent dat de specifieke etiketteringsvoorschriften voorrang hebben, zodat het algemene verbod van misleiding – dat onder meer is neergelegd in artikel 7 van verordening nr. 1169/2011 – niet van toepassing zou zijn, dan wel of de betreffende regels naast elkaar van toepassing zijn.

61      Zoals blijkt uit het antwoord op de eerste prejudiciële vraag, wordt voor de bepaling van de oorsprong van verse groenten in het kader van de landbouwvoorschriften – te weten artikel 113 bis, lid 1, van verordening nr. 1234/2007 en artikel 76, lid 1, van verordening nr. 1308/2013 – uitgegaan van de bepalingen van de verordeningen inzake douane, te weten de artikelen 23 en volgende van het communautair douanewetboek en artikel 60 van het douanewetboek van de Unie.

62      Evenzo is in artikel 2, lid 3, van verordening nr. 1169/2011 bepaald dat voor de toepassing van deze verordening het land van oorsprong van een levensmiddel verwijst naar de oorsprong van een levensmiddel als bepaald overeenkomstig de artikelen 23 tot en met 26 van het communautair douanewetboek.

63      Verschillende bepalingen bieden de Commissie de mogelijkheid om specifieke regels vast te stellen. Wat de landbouwvoorschriften betreft, blijkt met name uit artikel 76, lid 4, van verordening nr. 1308/2013 dat de Commissie bevoegd is om gedelegeerde handelingen vast te stellen die aanvullende vereisten bevatten voor het in de handel brengen van producten van de sector groenten en fruit. De Commissie heeft ter terechtzitting evenwel erkend dat geen gedelegeerde handeling is vastgesteld met betrekking tot informatie over gekweekte champignons.

64      Artikel 26 van verordening nr. 1169/2011 voorziet eveneens in de mogelijkheid om specifieke regels vast te stellen met betrekking tot de vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een levensmiddel. Zo heeft de Commissie uitvoeringsverordening nr. 1337/2013 betreffende vlees en uitvoeringsverordening 2018/775 betreffende het primaire ingrediënt van een levensmiddel vastgesteld. De Commissie heeft echter ook erkend dat zij geen enkele specifieke regel over de oorsprong van champignons heeft vastgesteld.

65      De Commissie heeft aangevoerd dat zij uitgaat van het beginsel van de gelijktijdige en aanvullende toepassing van artikel 7, lid 1, onder a), van verordening nr. 1169/2011, in die zin dat deze bepaling voorgaat op de landbouwvoorschriften en de verordeningen inzake douane. Hoewel namelijk in de landbouwregeling eveneens belang wordt gehecht aan consumentenbescherming, heeft vooral verordening nr. 1169/2011 tot doel de consumenten beter te informeren en te beschermen. Derhalve is het volgens de Commissie noodzakelijk het in verordening nr. 1169/2011 neergelegde verbod van misleiding van de consument aanvullend toe te passen teneinde te beantwoorden aan het doel van een hoog niveau van consumentenbescherming, dat in het primaire Unierecht is verankerd in artikel 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De Commissie is van mening dat in geval van misleiding van de consument alleen een nationale rechter kan bepalen welke aanvullende of corrigerende vermeldingen van de producent noodzakelijk en geschikt zijn om aan de misleiding een einde te maken.

66      In de eerste plaats zij opgemerkt dat verordening nr. 1169/2011 – net zoals de bij deze verordening ingetrokken richtlijn 2000/13 – de „basis” legt voor het verstrekken van voedselinformatie aan consumenten, hetgeen blijkt uit de bewoordingen van artikel 1, lid 1, van die verordening. In dit verband bevat hoofdstuk III van verordening nr. 1169/2011 onder meer, zoals het in zijn opschrift wordt geformuleerd, de „algemene voorschriften” ter zake, waaronder het voorschrift dat „[v]oedselinformatie [...] niet misleidend [mag] zijn, met name niet [...] ten aanzien van [het] land van oorsprong” van een levensmiddel.

67      Tevens bevat verordening nr. 1169/2011 in hoofdstuk IV nadere bepalingen waarbij de verplichting wordt opgelegd om bepaalde informatie te vermelden. Zoals blijkt uit artikel 9, lid 1, onder i), van die verordening, behoort tot deze informatie het land van oorsprong „overeenkomstig artikel 26 [van deze verordening]”. Volgens dit artikel 26 is het vermelden van het land van oorsprong met name verplicht „indien het weglaten daarvan de consument zou kunnen misleiden aangaande het werkelijke land van oorsprong”.

68      In de tweede plaats heeft de Uniewetgever in artikel 1, lid 4, van verordening nr. 1169/2011 uitdrukkelijk het voorbehoud gemaakt dat deze basistekst van toepassing is onverminderd andere specifieke Unievoorschriften inzake de etikettering van levensmiddelen. Evenzo heeft hij in artikel 26 van die verordening met betrekking tot de bijzondere etiketteringsverplichtingen waarin deze bepaling voorziet, het in algemene zin geformuleerde voorbehoud van artikel 1, lid 4, van die verordening herhaald volgens hetwelk geen afbreuk mag worden gedaan aan andere etiketteringsvoorschriften voor levensmiddelen die zijn vastgesteld in specifieke bepalingen van de Unie.

69      Artikel 1, lid 4, van verordening nr. 1169/2011 moet aldus worden uitgelegd dat de woorden „onverminderd de etiketteringsvoorschriften die zijn vastgesteld in specifieke bepalingen van de Unie voor bijzondere levensmiddelen”, betrekking hebben op de door de Uniewetgever of de Commissie vastgestelde uniforme bepalingen, zoals de douanevoorschriften en de landbouwvoorschriften. Dergelijke voorschriften vallen niet onder artikel 7, lid 1, onder a), van die verordening.

70      Zoals de advocaat-generaal in punt 75 van zijn conclusie heeft opgemerkt, moet richtlijn 2000/13 in dezelfde zin worden uitgelegd als verordening nr. 1169/2011.

71      Dat in deze richtlijn voor de vaststelling van de oorsprong van levensmiddelen niet wordt verwezen naar de douaneregeling, neemt immers niet weg dat op grond van de voorschriften die overigens van toepassing zijn op groenten en fruit, en met name op grond van artikel 113 bis van verordening nr. 1234/2007, deze producten alleen in de handel mogen worden gebracht als het land van oorsprong is vermeld, waarbij dit land – zoals blijkt uit punt 51 van het onderhavige arrest – wordt vastgesteld aan de hand van de douaneregeling.

72      Indien de vermelding van het aan de hand van de douaneregeling vastgestelde land van oorsprong tot gevolg heeft dat het betreffende product in de handel mag worden gebracht, kan die vermelding als zodanig niet tegelijkertijd worden geacht de koper te kunnen misleiden in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), van richtlijn 2000/13.

73      Bijgevolg dient op de derde prejudiciële vraag te worden geantwoord dat het algemene verbod op misleiding van de consument ten aanzien van het land van oorsprong van levensmiddelen, dat is neergelegd in artikel 2, lid 1, onder a), i), van richtlijn 2000/13 en in artikel 7, lid 1, onder a), van verordening nr. 1169/2011, wat verse groenten en fruit betreft, niet van toepassing is op de door artikel 113 bis, lid 1, van verordening nr. 1234/2007 en artikel 76, lid 1, van verordening nr. 1308/2013 voorgeschreven vermelding van het land van oorsprong.

 Vierde prejudiciële vraag

74      Met zijn vierde vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of bij de door artikel 113 bis, lid 1, van verordening nr. 1234/2007 en artikel 76, lid 1, van verordening nr. 1308/2013 voorgeschreven vermelding van het land van oorsprong informatieve toevoegingen mogen worden opgenomen teneinde een krachtens artikel 2, lid 1, onder a), i), van richtlijn 2000/13 en artikel 7, lid 1, onder a), van verordening nr. 1169/2011 verboden misleiding van de consument tegen te gaan.

75      Zoals blijkt uit de verwijzingsbeslissing en uit de opmerkingen van zowel de partijen in het hoofdgeding als de Duitse regering en de Commissie, ziet de vierde vraag op de mogelijkheid om de producenten overeenkomstig de voorschriften inzake oneerlijke handelspraktijken een bijzondere informatieverplichting op te leggen wanneer de in artikel 23 van het communautair douanewetboek en artikel 60 van het douanewetboek van de Unie omschreven vermelding van het land van oorsprong als misleidend zou kunnen worden beschouwd door de consument.

76      In dit verband dient te worden vastgesteld dat de Uniewetgever, zoals ook de advocaat-generaal in punt 82 van zijn conclusie heeft opgemerkt, het land van oorsprong van een levensmiddel in artikel 2, lid 3, van verordening nr. 1169/2011 op duidelijke en precieze wijze heeft bepaald door te verwijzen naar de artikelen 23 tot en met 26 van het communautair douanewetboek. Zo heeft de wetgever met betrekking tot de producten van het plantenrijk – waaronder champignons – vastgesteld dat het land van oorsprong van deze producten het land is waar zij worden geoogst, ongeacht de plaats waar zij worden geproduceerd.

77      Gelet op al het voorgaande mag er geen verplichting worden opgelegd om de door artikel 113 bis, lid 1, van verordening nr. 1234/2007 en artikel 76, lid 1, van verordening nr. 1308/2013 voorgeschreven vermelding van het land van oorsprong aan te vullen met informatieve toevoegingen teneinde een krachtens artikel 7, lid 1, onder a), van verordening nr. 1169/2011 verboden misleiding van de consument tegen te gaan. Zoals de advocaat-generaal in punt 87 van zijn conclusie heeft opgemerkt, moet artikel 2, lid 1, onder a), i), van richtlijn 2000/13 op dezelfde wijze worden uitgelegd.

78      Op de vierde prejudiciële vraag dient dan ook te worden geantwoord dat het Unierecht aldus moet worden uitgelegd dat er geen verplichting mag worden opgelegd om de door artikel 113 bis, lid 1, van verordening nr. 1234/2007 en artikel 76, lid 1, van verordening nr. 1308/2013 voorgeschreven vermelding van het land van oorsprong aan te vullen met informatieve toevoegingen teneinde een krachtens artikel 2, lid 1, onder a), i), van richtlijn 2000/13 en artikel 7, lid 1, onder a), van verordening nr. 1169/2011 verboden misleiding van de consument tegen te gaan.

 Kosten

79      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Eerste kamer) verklaart voor recht:

1)      Artikel 113 bis, lid 1, van verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 361/2008 van de Raad van 14 april 2008, en artikel 76, lid 1, van verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en nr. 1234/2007 van de Raad moeten aldus worden uitgelegd dat voor de vaststelling van de betekenis van het begrip „land van oorsprong”, dat in die bepalingen wordt gebezigd, moet worden uitgegaan van de verordeningen inzake douane voor de bepaling van de niet-preferentiële oorsprong van goederen, te weten de artikelen 23 en volgende van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek en artikel 60 van verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie.

2)      Artikel 23, lid 1 en lid 2, onder b), van verordening nr. 2913/92 en artikel 60, lid 1, van verordening nr. 952/2013, gelezen in samenhang met artikel 31, onder b), van gedelegeerde verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van verordening nr. 952/2013 met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie, moeten aldus worden uitgelegd dat het land van oorsprong van de gekweekte champignons het land is waar deze worden geoogst, ook al vinden wezenlijke productiefasen plaats in andere lidstaten van de Unie en zijn die champignons pas drie dagen of minder vóór de eerste oogst overgebracht naar het grondgebied waar zij worden geoogst.

3)      Het algemene verbod op misleiding van de consument ten aanzien van het land van oorsprong van levensmiddelen, dat is neergelegd in artikel 2, lid 1, onder a), i), van richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame en in artikel 7, lid 1, onder a), van verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, richtlijn 90/496/EEG van de Raad, richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, richtlijn 2000/13, richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie, is wat verse groenten en fruit betreft niet van toepassing op de door artikel 113 bis, lid 1, van verordening nr. 1234/2007, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 361/2008, en artikel 76, lid 1, van verordening nr. 1308/2013 voorgeschreven vermelding van het land van oorsprong.

4)      Het Unierecht moet aldus worden uitgelegd dat er geen verplichting mag worden opgelegd om de door artikel 113 bis, lid 1, van verordening nr. 1234/2007, zoals gewijzigd bij verordening nr. 361/2008, en artikel 76, lid 1, van verordening nr. 1308/2013 voorgeschreven vermelding van het land van oorsprong aan te vullen met informatieve toevoegingen teneinde een krachtens artikel 2, lid 1, onder a), i), van richtlijn 2000/13 en artikel 7, lid 1, onder a), van verordening nr. 1169/2011 verboden misleiding van de consument tegen te gaan.

ondertekeningen


* Procestaal: Duits.