Language of document :

Beroep ingesteld op 8 april 2020 – Europese Commissie / Koninkrijk Denemarken

(Zaak C-159/20)

Procestaal: Deens

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Konstantinidis, I. Naglis en U. Nielsen, gemachtigden)

Verwerende partij: Koninkrijk Denemarken

Conclusies

vaststellen dat het Koninkrijk Denemarken in de krachtens artikel 13 van verordening (EU) nr. 1151/20121 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen is tekortgeschoten door Deense zuivelfabrieken niet te beletten om de benaming „feta” te gebruiken voor kaas die niet beantwoordt aan de productspecificatie van verordening (EG) nr. 1829/20022 van de Commissie, of door die zuivelfabrieken dat gebruik niet te doen staken.

vaststellen dat het Koninkrijk Denemarken artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) junctis artikel 1, lid 1, en artikel 4 van verordening (EU) nr. 1151/2012 schendt door toe te laten dat Deense zuivelfabrieken imitaties van feta produceren en verkopen.

het Koninkrijk Denemarken verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Volgens de Commissie schieten de Deense autoriteiten in hun verplichtingen krachtens de verordening inzake kwaliteitsregelingen tekort door toe te laten dat Deense ondernemingen op onrechtmatige wijze de naam „feta” aanbrengen op kazen die in Denemarken zijn geproduceerd.

Met name kan worden geconstateerd dat het met de verordening inzake kwaliteitsregelingen strijdige gebruik van de benaming „feta” plaatsvindt in Denemarken, zodat deze lidstaat passende administratieve en juridische maatregelen moet nemen om dat gebruik te beletten of te doen eindigen. Aangezien Denemarken weigert voornoemde regels na te leven, komt de Commissie tot de slotsom dat Denemarken zijn verplichtingen krachtens artikel 13, lid 3, van de verordening inzake kwaliteitsregelingen niet nakomt en dus het Unierecht schendt.

Door toe te laten dat Deense zuivelfabrieken imitaties van feta produceren en verkopen, schendt Denemarken bovendien artikel 4, lid 3, VEU junctis artikel 1, lid 1, en artikel 4 van verordening (EU) nr. 1151/2012. Denemarken brengt namelijk de verwezenlijking van de volgende doelstellingen van de Unie in gevaar: het waarborgen van eerlijke concurrentie voor landbouwers en producenten van landbouwproducten en levensmiddelen met waardetoevoegende kenmerken en eigenschappen; het behulpzaam zijn van producenten van producten die met een geografisch gebied verbonden zijn, door billijke inkomsten te garanderen voor de kwaliteit van hun producten; het beschermen van alle namen als een intellectuele-eigendomsrecht op het grondgebied van de Unie.

Evenzo stelt de Commissie zich op het standpunt dat Denemarken – door de schending van de rechten op de geregistreerde BOB (beschermde oorsprongsbenaming) „feta” bij de export van imitaties van kazen door Deense melkproducenten vanuit de Unie naar derde landen niet te beletten of niet te beëindigen – de positie verzwakt die de Unie inneemt bij internationale onderhandelingen die de bescherming van de kwaliteitsregelingen van de Unie moeten waarborgen, alsmede het in artikel 4, lid 3, VEU neergelegde beginsel van loyale samenwerking schendt.

____________

1 Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB 2012, L 343, blz. 1).

2 Verordening (EG) nr. 1829/2002 van de Commissie van 14 oktober 2002 tot wijziging van de bijlage bij verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie wat de benaming „feta” betreft (PB 2002, L 277, blz. 10).