Language of document :

Beroep ingesteld op 17 oktober 2017 – Hongarije/Europees Parlement

(Zaak C-650/18)

Procestaal: Hongaars

Partijen

Verzoekende partij: Hongarije (vertegenwoordigers: M. Z. Fehér, G. Tornyai en Zs. Wagner, gemachtigden)

Verwerende partij: Europees Parlement

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Hof om:

nietigverklaring van de resolutie van het Europees Parlement van 12 september 2018 over een voorstel houdende een verzoek aan de Raad om overeenkomstig artikel 7, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie te constateren dat er een duidelijk gevaar bestaat voor een ernstige schending door Hongarije van de waarden waarop de Unie berust;

verwijzing van het Europees Parlement in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter onderbouwing van haar beroep voert de Hongaarse regering vier middelen aan:

1.    De Hongaarse regering betoogt dat het Europees Parlement bij de stemming over de bestreden resolutie het bepaalde in artikel 354 VWEU en in zijn reglement van orde ernstig heeft geschonden. Er is slechts rekening gehouden met de voor- en tegenstemmen van de leden van het Europees Parlement, dus niet met de onthoudingen, hetgeen zich niet verdraagt met artikel 354 VWEU en artikel 178, lid 3, van het Reglement van het Europees Parlement. Waren de onthoudingen meegeteld, dan zou de uitkomst van de stemming anders zijn geweest (eerste middel).

2.    In de tweede plaats heeft de voorzitter van het Europees Parlement niet het advies van de Commissie constitutionele zaken van het Europees Parlement (AFCO) ingewonnen met betrekking tot de interpretatie van het Reglement, ofschoon er vóór de stemming gerede twijfel bestond over de vraag hoe de stemmen moesten worden geteld. Hij heeft zich dan ook schuldig gemaakt aan schending van het rechtszekerheidsbeginsel, aangezien er zowel vóór als na de stemming onduidelijkheid was over de interpretatie van het Reglement (tweede middel).

3.    In de derde plaats betoogt de Hongaarse regering dat bij de stemming over de bestreden resolutie de democratische rechten van de leden van het Europees Parlement, het fundamentele beginsel van gelijke behandeling van de leden en het fundamentele beginsel van de representatieve democratie zijn geschonden. De leden hebben geen gebruik kunnen maken van de bevoegdheden die nodig zijn om hun functie als volksvertegenwoordiger conform het democratiebeginsel uit te oefenen, welk beginsel impliceert dat ook onthouding tot de mogelijkheden behoort (derde middel).

4.    In de vierde plaats stelt de Hongaarse regering dat de bestreden resolutie inbreuk maakt op het in artikel 4, lid 3, VEU neergelegde fundamentele beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen van de Unie en de lidstaten, alsmede op rechtsbeginselen van de Unie zoals het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen, het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel, aangezien die resolutie conclusies bevat die gebaseerd zijn op reeds afgesloten of nog aanhangige niet-nakomingsprocedures (vierde middel).

____________