Language of document : ECLI:EU:F:2011:38

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
(Derde kamer)

13 april 2011

Zaak F‑29/09 REV

Giorgio Lebedef en Trevor Jones

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Herziening van arrest – Nieuw feit – Ontbreken – Niet-ontvankelijkheid”

Betreft: Beroep, waarbij Lebedef en Jones vragen om herziening van het arrest van het Gerecht van 30 september 2010, Lebedef en Jones/Commissie (F‑29/09).

Beslissing: Het verzoek om herziening wordt niet-ontvankelijk verklaard. Verzoekers zullen alle kosten dragen. De Raad van de Europese Unie, interveniënt ter ondersteuning van de conclusies van de Commissie, zal zijn eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Procedure – Herziening van arrest – Voorwaarden voor ontvankelijkheid van verzoek – Nieuw feit – Begrip

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 44)

2.      Procedure – Herziening van arrest – Voorwaarden voor ontvankelijkheid van verzoek – Nieuw feit – Bewijslast

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 44, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 119, lid 2)

1.      Volgens artikel 44, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie moet een herzieningsverzoek gebaseerd zijn op de ontdekking van een of meer nieuwe feiten die zich vóór de uitspraak van het betrokken arrest hebben voorgedaan, maar bij het Gerecht en de om herziening verzoekende partij onbekend waren, en die een doorslaggevende invloed op de inhoud van het arrest kunnen hebben. Overeenkomstig de tweede alinea van dit artikel kan de betrokken rechterlijke instantie de zaak enkel ten gronde behandelen, wanneer zij het bestaan van een nieuw feit vaststelt, oordeelt dat het grond tot herziening oplevert en uit dien hoofde het verzoek ontvankelijk verklaart.

(cf. punt 22)

2.      In het kader van een verzoek om herziening van een arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken op grond van artikel 44, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie en van artikel 119, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken staat het aan de om herziening verzoekende partij, aan te tonen dat zij de feiten die vóór de uitspraak van het arrest hebben plaatsgevonden en haars inziens de herziening van het arrest rechtvaardigen, pas na de uitspraak van het arrest heeft ontdekt.

(cf. punt 24)